Nieuwsbrief Jaargang 37 # 2

Uitgebracht op : 11-07-2023

Nieuwe fiscale maatregelen (niet gepubliceerde maatregelen werden aangeduid met * naast de rubriek) 

A.    Voor alle belastingplichtigen

1.     Data indiening fiscale aangiften 

Hierbij geven wij u een overzicht met de indieningdata van uw fiscale aangiftes voor het aanslagjaar 2023, inkomsten van het jaar 2022: 

-        Aangifte personenbelasting: De uiterste indieningsdatum voor de papieren aangifte en de wijziging van het voorstel van vereenvoudigde aangifte via het papieren antwoordformulier is 30 juni 2023. Indien u de aangifte indient of de vereenvoudigde aangifte wijzigt via Tax-on-Web dan heeft u tijd tot en met 15 juli 2023. Indien u beroep doet op een mandataris, dan kan deze de aangifte doen via Tax-on-Web tot en met 15 juli 2023, tenzij u specifieke inkomsten zou hebben, dan heeft uw mandataris tot 18 oktober 2023. (voorbeelden van specifieke inkomsten: zelfstandige beroepsinkomsten en buitenlandse beroepsinkomsten) 

-        Aangifte niet-inwoners: Wie in België werkt, maar hier niet permanent woont, dient een aangifte in de belasting 
niet-inwoners (hierna: BNI) in. Daarvoor dient de belastingplichtige zich eerst online te registreren. De indieningstermijn voor de aangifte loopt tot en met 24 november 2023. De aangiften voor aanslagjaar 2023 zullen beschikbaar zijn via Tax-on-Web vanaf de tweede helft van september 2023. 

-        Aangifte Vennootschapsbelasting, belasting niet-inwoners vennootschappen, verenigingen en rechtspersonenbelasting: Vanaf de balansdatum heeft u, ongeacht de datum van de algemene vergadering, een termijn van 7 maanden om uw aangifte in te dienen. Deze termijn van 7 maanden begint te lopen vanaf de eerste dag van de maand volgend op de balansdatum. Als de uiterste datum van indiening op een zaterdag, zondag of feestdag valt, is de eerstvolgende werkdag de uiterste datum van indiening (alle indieningsdata in functie van de balansdatum

Deze werkwijze geldt voor alle rechtspersonen: ongeacht de indieningswijze (online/papier), ongeacht de juridische status (gewone status/ontbonden vennootschappen), ongeacht het type aangifte (VenB/RPB/BNI-ven).

2.     Onkostenvergoedingen voor binnenlandse dienstreizen 

Werkgevers mogen de onkostenvergoedingen voor binnenlandse dienstreizen forfaitair bepalen. De werkgever mag zich hiervoor baseren op verblijfsvergoedingen die van toepassing zijn voor personeelsleden van de federale overheid.

Een belastingvrije terugbetaling van kosten eigen aan werkgever is mogelijk onder een aantal cumulatieve voorwaarden. De maaltijd- of dagvergoeding bedraagt vanaf 1 januari 2023 19,99 EUR per dag en wordt toegekend in functie van het aantal effectieve verplaatsingen. De duur van de verplaatsing bedraagt minimaal 6 uur. De werkgever of een derde mogen de maaltijden niet vergoeden of via een ander voordeel (bv. Bedrijfsrestaurant) dekken. 

Wanneer maaltijdcheques worden toegekend om maaltijdkosten tijdens binnenlandse dienstreizen te vergoeden,
moet de werkgeverstussenkomst in de maaltijdcheque in mindering worden gebracht van de forfaitaire vergoeding. 

Als de aard en de functie van het personeelslid regelmatig prestaties buiten de bedrijfszetel impliceert (bv personeelsleden met een reizende functie), kan de werkgever ook gebruik maken van een maandelijkse forfaitaire vergoeding. De maandelijkse vergoeding mag echter nooit hoger liggen dan zestien keer de dagelijkse forfait
(vanaf 1 januari 2023 319,84 EUR) bij een voltijdse tewerkstelling. Voor de toekenning van deze maandelijkse forfaitaire vergoeding geldt de voorwaarde niet dat de verplaatsing minimaal 6 uur moet duren. 

Er bestaat ook een aanvullende forfaitaire vergoeding voor verblijfskosten, bedoeld om de huisvestingskosten te dekken. Werknemers (of bedrijfsleiders) die in België buiten hun woonplaats moeten logeren naar aanleiding van de uitoefening van hun functie, kunnen deze vergoeding krijgen. Vanaf 1 januari 2023 bedraagt het bedrag van de forfaitaire vergoeding voor huisvestingskosten 149,99 EUR per nacht.

3.     Onkostenvergoedingen voor buitenlandse dienstreizen 

De FOD Buitenlandse Zaken publiceert in het Staatsblad de bedragen (BS 15 februari 2023) die het als onkostenvergoeding toekent aan zijn ambtenaren wanneer die op missie gaan naar het buitenland. De fiscus gebruikt die bedragen ook om te bepalen wat op fiscaal vlak een aanvaardbare vergoeding is voor een werknemer of bedrijfsleider die occasioneel of regelmatig dienstreizen naar het buitenland maakt, voor zover die geen deel uitmaken van hun normale, dagelijkse beroepsactiviteit.

Een dergelijke vergoeding wordt beschouwd als een terugbetaling van eigen kosten van de werkgever, die belastingvrij blijft bij de werknemer en waarvoor geen bewijsstukken nodig zijn.

Dit forfait mag niet toegepast worden voor de hotelkosten, hiervoor zijn hoe dan ook bewijsstukken noodzakelijk.
Het forfait betreft de overige kosten van een verblijf in het buitenland, zoals maaltijdkosten en transport ter plaatse. 

Het verblijf in het buitenland moet minstens tien uur duren en voor meerdaagse reizen mag voor de dag van vertrek en de dag van de aankomst maar de halve vergoeding worden toegekend (categorie 1). Voor dienstreizen die langer dan
30 dagen duren, is er een ander forfait van toepassing (categorie 2). 

De bedragen werden voor het eerst in vijf jaar aangepast en zijn van toepassing vanaf 15 februari 2023. Dit kan men terugvinden in het Ministerieel Besluit van 15 februari 2023. 

4.     Wettelijke intrestpercentages in 2023 

De wettelijke interestvoet is het intrestpercentage dat van toepassing is in burgerlijk zaken en in bepaalde handelszaken (bv. Transactie tussen onderneming en particulier) en werd ingevoerd bij wet van 5 mei 1865 betreffende de lening tegen interest (BS 7 mei 1865), laatst gewijzigd bij programmawet van 27 december 2006 (BS 28 december 2006).
Deze wettelijke interestvoet bedraagt voor 2023 5,25%. 

Handelstransacties die vallen onder de wet van 2 augustus 2002 betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransacties
(BS 7 augustus 2002) vallen onder een ander intrestpercentage. Dit percentage bedroeg voor het eerste semester van 2023 10,50%. 

5.     De forfaitaire kilometervergoeding 

De forfaitaire kilometervergoeding wordt voortaan per kwartaal berekend om snel te kunnen inspelen op de fluctuaties van de brandstofprijzen. De forfaitaire kilometervergoeding is het bedrag dat u als werkgever aan uw werknemers betaalt wanneer zij hun eigen wagen gebruiken voor werk gerelateerde verplaatsingen. U bent als werkgever niet verplicht de onkostenvergoeding voor gebruik van de eigen wagen te berekenen aan de hand van dit tarief. U mag een lager tarief gebruiken, of een hoger, als u kan bewijzen dat dit verantwoord is. Belangrijk op te merken is dat deze vergoeding niet onderworpen is aan RSZ-bijdragen en belastingen, op voorwaarde dat het bedrag de werkelijke kosten dekt.
Hieronder vindt u een overzicht van de toepasbare forfaitaire tarieven per periode: 

1 oktober 2022 tot en met 31 december 2022

0,4201 EUR per kilometer

1 januari 2023 tot en met 31 maart 2023

0,4259 EUR per kilometer

1 april 2023 tot en met 30 juni 2023 

0,4246 EUR per kilometer

1 juli 2023 tot en met 30 september 2023

0,4237 EUR per kilometer

 

Let op: de betaalde kilometervergoeding voor verplaatsingen met de auto zijn voor u als werkgever slechts beperkt aftrekbaar, zoals geldt voor alle kosten van personenwagens. Onkostenvergoedingen voor het gebruik van de motorfiets of bromfiets, waarvoor u dezelfde forfait per kilometer mag gebruiken, zijn daarentegen wel volledig aftrekbaar. 

Voor verplaatsingen met de (eigen) fiets van de werknemer is er ook een forfaitaire vergoeding van 0,25 EUR per gefietste kilometer voorzien, die ook volledig fiscaal aftrekbaar is voor de werkgever. 

6.     Investeringsaftrek 2023 (aanslagjaar 2024)

De pandemie houdt ons niet meer in haar greep, dit zorgt ervoor dat het voordeeltarief inzake de investeringsaftrek ook verleden tijd is. Hieronder vindt u een overzicht van de toepasselijke tarieven: 

1.     Natuurlijke personen

a.     Digitale investeringen, octrooien, milieuvriendelijke investeringen voor onderzoek en ontwikkeling, energiebesparende investeringen en rookafzuig- of verluchtingssystemen in horeca-inrichtingen:

  • §  25% als verkregen of tot stand gebracht vanaf 12 maart 2020 tot en met 31 december 2022
  • §  20,5% als verkregen of tot stand gebracht vanaf 1 januari 2023

b.     Investeringen in beveiliging

  • §  25% als verkregen of tot stand gebracht vanaf 12 maart 2020 tot en met 31 december 2022
  • §  27,5% als verkregen of tot stand gebracht vanaf 1 januari 2023 

c.     Koolstofemissievrije vrachtwagens + elektrisch laadinfrastructuur

  • §  35% als verkregen of tot stand gebracht vanaf 1 januari 2022 tot en met 31 december 2022
  • §  42% als verkregen of tot stand gebracht vanaf 1 januari 2023 

d.     Andere investeringen

  • §  25% als verkregen of tot stand gebracht vanaf 12 maart 2020 tot en met 31 december 2022
  • §  8% als verkregen of tot stand gebracht vanaf 1 januari 2023 

2.     Vennootschappen

a.     Kleine vennootschappen als bedoeld in artikel 1:24, §1 tot en met §6 WVV

        i.     Octrooien, energiebesparende investeringen, rookafzuig- en verluchtingssystemen horeca, digitale vaste activa voor integratie en exploitatie van betalings- en factureringssytemen en beveiliging van ICT + aanvullende investeringen

    • 25% als verkregen of tot stand gebracht vanaf 12 maart 2020 tot en met 31 december 2022
    • 13,5% als verkregen of tot stand gebracht vanaf 1 januari 2023 indien verbonden met AJ 2023
    • 20,5% als verkregen of tot stand gebracht vanaf 1 januari 2023 indien verbonden met AJ 2024 

        ii.     Investeringen in beveiliging

    • 25% als verkregen of tot stand gebracht vanaf 12 maart 2020 tot en met 31 december 2022
    • 20,5% als verkregen of tot stand gebracht vanaf 1 januari 2023 indien verbonden met AJ 2023
    • 27,5% als verkregen of tot stand gebracht vanaf 1 januari 2023 indien verbonden met AJ  2024 

        iii.     Koolstofemissievrije vrachtwagens + elektrische laadinfrastructuur

    • 35% als verkregen of tot stand gebracht vanaf 1 januari 2022 tot en met 31 december 2022
    • 42% als verkregen of tot stand gebracht vanaf 1 januari 2023 

        iv.     Investeringen tot aanmoediging van het hergebruik van verpakkingen van dranken en nijverheidsproducten

    • 3% als verkregen of tot stand gebracht vanaf 1 januari 2023 

        v.     Andere investeringen

    • 25% als verkregen of tot stand gebracht vanaf 12 maart 2020 tot en met 31 december 2022
    • 8% als verkregen of tot stand gebracht vanaf 1 januari 2023 
b.     Andere vennootschappen

        i.     Octrooien, energiebesparende investeringen, rookafzuig- en verluchtingssystemen horeca

    • 13,5% als verkregen of tot stand gebracht vanaf 12 maart 2020 tot en met 31 december 2022
    • 13,5% als verkregen of tot stand gebracht vanaf 1 januari 2023 indien verbonden met AJ 2023
    • 20,5% als verkregen of tot stand gebracht vanaf 1 januari 2023 indien verbonden met AJ 2024

        ii.     Koolstofemissievrije vrachtwagens + elektrische laadinfrastructuur

    • 35% als verkregen of tot stand gebracht vanaf 12 maart tot 2020 tot en met 31 december 2022
    • 42% als verkregen of tot stand gebracht vanaf 1 januari 2023 

        iii.     Investeringen tot aanmoediging van het hergebruik van verpakkingen van dranken en nijverheidsproducten

    • 3% als verkregen of tot stand gebracht vanaf 1 januari 2023
 c.     Vennootschappen die uitsluitend winst uit zeescheepvaart verkrijgen
  • 30% voor investeringen in zeeschepen

7.     Burgerlijk wetboek 

Voor een overzicht omtrent een korte inhoudelijke toelichting en de stand van zaken van elk boek, verwijs ik naar de online actualiteit v 7/07/2023 nr. 4: ‘De stand van ons nieuw Burgerlijk Wetboek’

8.     Uw recht op een jobbonus 

De Vlaamse overheid voorziet in een jobbonus voor eenieder die in Vlaanderen woont en werkt en minder dan 2.500 EUR bruto verdient. Daarnaast hebben ook grensarbeiders, die in Vlaanderen wonen maar buiten België werken, recht op de bonus. 

Er zijn enkele categorieën die buiten dit recht vallen, namelijk: (i) geneesheren in opleiding tot specialist, (ii) leerlingen,
(iii) stagiairs, (iv) andere jongeren tijdens de periode van gedeeltelijke onderwerping aan de sociale zekerheid, (v) jobstudenten en (vi) personen die het statuut van sportbeoefenaar hebben en minder RSZ betalen. 

Het bedrag van de jobbonus hangt af van uw loon. Indien u minder dan 1.800 EUR bruto verdient dan heeft u recht op de volledige bonus gelijk aan 600 EUR. Verdient u tussen de 1.800 en 2.500 EUR bruto per maand dan zal uw jobbonus tussen de 10 en 600 EUR bedragen. U krijgt geen jobbonus indien u meer dan 2.500 EUR bruto verdient. (zie nieuwsonline van 8 augustus 2022 voor de tabel met alle bedragen.) De jobbonus wordt per kwartaal berekend. Er zal een recht ontstaan op een deeltje van de jobbonus telkens het loon, in dat kwartaal, minder dan 2.500 EUR bruto bedraagt. Is er een periode niet gewerkt, dan krijgt u voor dat kwartaal geen jobbonus. Indien u meerdere deeltijdse jobs uitoefent, dan worden die jobs samengeteld. Onder loon begrijpt men alle loonelementen, tenzij die expliciet uitgesloten worden. Onder andere overuren in de horeca, vertrekvakantiegeld, een flexiloon, bedrijfswagens, maaltijdcheques, en eindejaarspremies worden niet onder het brutoloon begrepen. 

Iedere rechthebbende zal gecontacteerd worden op basis van automatische gegevensstromen en wordt dan verzocht om zijn rekeningnummer te registreren in ‘Mijn Burgerprofiel’. De uitbetaling verloopt daarna automatisch. De registratie moet plaatsvinden omdat de Vlaamse Overheid niet zomaar gebruik zal maken van de gekende rekeningnummers daar deze niet noodzakelijk de rekeningnummers van de begunstigde zijn. De rekening kan bijvoorbeeld ook toebehoren aan een derde, (ex-)partner … Ten vroegste eind 2022 zal de jobbonus uitbetaald worden. De bonus zal elk jaar waarin u aan de voorwaarden voldoet, verkregen kunnen worden. Het is dus geen eenmalige uitkering. Indien u deeltijds werkt, zal u ook recht hebben op een jobbonus. De bonus zal dan de helft bedragen van het bedrag dat uitgekeerd wordt aan iemand die voltijds werkt. 

Zelfstandigen krijgen een recht op een ‘jobbonus plus’. Dit houdt in dat als u minder dan 2.500 EUR bruto verdient en de overstap maakt naar het ondernemerschap u recht heeft op dergelijke steun. Ook als u al aan de slag was als zelfstandige in bijberoep, maakt u aanspraak op de bonus. De jobbonus bedraagt voor zelfstandigen 600 EUR in het jaar van de overstap en 600 EUR in het jaar na de overstap. 

B.    Voor vennootschappen en verenigingen 

1.     Intresten debet rekening-courant 

Indien een bedrijfsleider aan zijn vennootschap goederen of gelden onttrekt (behalve in geval van de gewone opname van loon of dividenden), wordt er een schuld gecreëerd van de bedrijfsleider aan zijn vennootschap. Deze schulden worden doorgaans geboekt op het debet van de rekening-courant. 

De bedrijfsleider is dan intrest verschuldigd aan zijn vennootschap. Voor het aanslagjaar 2022 was het percentage van deze interesten 6,48%. Voor het aanslagjaar 2023 is het percentage gestegen naar 7,14%. 

2.     Bedragen vrijwilligersvergoeding 2023 

Voor aanslagjaar 2023 bedraagt de gewone forfaitaire onkostenvergoeding voor vrijwilligers maximaal 40,67 EUR per dag en 1.626,77 EUR per jaar. Die vergoeding mag u geven zonder vereiste bewijsstukken.

 3.     Verlegging BTW bij werk in onroerende staat: nieuwe verklaring op factuur 

Het KB van 26.10.2022 legt een nieuwe verplichte factuurclausule op. Deze nieuwe verplichting ontstaat bij voldoening van de BTW bij werken in onroerende staat die worden verricht voor een BTW-plichtige afnemer die periodieke 
BTW-aangiften indient. 

De aannemer dient volgende vermelding in de factuur aan te brengen: 

"Verlegging van heffing. Bij gebrek aan schriftelijke betwisting binnen een termijn van één maand na de ontvangst van de factuur, wordt de afnemer geacht te erkennen dat hij een belastingplichtige is gehouden tot de indiening van periodieke aangiften. Als die voorwaarde niet vervuld is, is de afnemer ten aanzien van die voorwaarde aansprakelijk voor de betaling van de verschuldigde belasting, interesten en geldboeten (nieuw art. 20, §3 KB nr. 1).” 

Indien de klant een kleine onderneming of landbouwonderneming is, of indien de afnemer een buitenlandse onderneming is, nodigen we u uit om ons online nieuwsbericht te bekijken v 31/01/2023 nr. 1: ‘Verlegging BTW bij werk in onroerende staat: nieuwe factuurvermelding’.  

4.     Voordelen van alle aard 

Een voordeel van alle aard is een voordeel dat u als werkgever of onderneming toekent aan een werknemer of bedrijfsleider. Het kan daarbij gaan om een bedrijfswagen, een ter beschikking gesteld onroerend goed, een lening aan voordelig tarief, etc. 

Het is belangrijk om te vermelden dat deze voordelen van alle aard worden beschouwd als een beroepsinkomen.
De werknemer of bedrijfsleider die dit voordeel ontvangt, zal dus belasting moeten betalen op het bedrag dat overeenkomt met de waarde van het voordeel van alle aard. 

Het belastbare bedrag van het voordeel van alle aard moet door de werkgever of onderneming worden vermeld op de individuele fiscale fiche 281.10 (werknemer) of 281.20 (bedrijfsleider). Op die manier wordt het opgenomen in de belastbare bezoldigingen van de verkrijger. 

Er bestaan twee ramingsmethodes:

1.     De werkelijke waarde = het bedrag dat de verkrijger in normale omstandigheden zelf zou moeten betalen om het voordeel te bekomen.

2.     Forfaitaire waardering: (art. 36, §2 WIB 92 + art. 18 KB/WIB 92) 

Hieronder worden enkele voorbeelden van forfaitair geraamde voordelen van alle aard weergegeven: 

4.1. Kosteloze beschikking over een voertuig (art 36, §2 WIB92) 

VAA = cataloguswaarde x depreciatiepercentage x 6/7 x CO2- percentage 

Bovenstaande formule bepaalt het bedrag van het voordeel van alle aard voor de kosteloze beschikking over een voertuig door de werknemer/bedrijfsleider. Het depreciatiepercentage is afhankelijk van de leeftijd van het voertuig. Om het CO2- percentage te berekenen wordt uitgegaan van volgende basiswaarden: 

-        Voertuigen met een dieselmotor

o   5,5% voor een referentie-uitstoot van 75 g/km. 

-        Voertuigen met een benzinemotor (hybride)

o   5,5% voor een referentie-uitstoot van 91 g/km. 

Indien voertuigen een hogere of lagere CO2- uitstoot dan de referentie-uitstoot hebben, wordt het CO2-basispercentage respectievelijk verhoogd of verlaagd met 0,1% per gram CO2-uitstoot verschil. Het berekende percentage kan echter nooit hoger zijn dan 18%, noch lager dan 4%. 

De referentie-uitstoot wordt jaarlijks herzien en dit gebeurt op basis van de gemiddelde CO2-uitstoot van de nieuw ingeschreven voertuigen. Ingevolge een wetswijziging van artikel 36, §2, 5de lid WIB92, kan de referentie CO2- uitstoot nooit meer hoger zijn dan die van het vorig belastbaar tijdperk. Dit heeft als gevolg dat het voordeel van alle aard alleen nog kan stijgen, nooit meer kan dalen. 

4.2. Mobiliteitsbudget 

De Wet van 17 maart 2019 (BS 29 maart 2019) heeft het mobiliteitsbudget geïmplementeerd. Het mobiliteitsbudget heeft tot doel bijkomende alternatieven te geven voor de bedrijfswagen, met als gevolg het verminderen van files, pendelstress verlichten, mobiliteit vergroenen en luchtvervuiling verminderen.  Deze wetgeving is inwerking getreden op 1 maart 2019. Het mobiliteitsbudget op zich wordt niet belast, maar de fiscaliteit ervan is afhankelijk van de aanwending van het budget (3 pijlers). 

Er bestaan drie pijlers met betrekking tot het mobiliteitsbudget, nl:

1.     Milieuvriendelijke bedrijfswagen

2.     Duurzame vervoermiddelen

3.     Saldo 

-        Indien u kiest voor een milieuvriendelijke bedrijfswagen, wordt dit fiscaal als volgt behandeld:

    • voor de werknemer: zal dit belastbaar zijn zoals een VAA bedrijfswagen.
    • voor de werkgever: zal dit aftrekbaar zijn als een bedrijfswagen. 

-        Indien u kiest voor een duurzaam vervoermiddel (zachte mobiliteit, openbaar vervoer, georganiseerd gemeenschappelijk vervoer of deeloplossingen), wordt dit fiscaal als volgt behandeld:

    • voor de werknemer: zal dit in de personenbelasting en RSZ worden vrijgesteld. (art. 38 §1 lid 33° WIB92)
    • voor de werkgever: zal dit volledig aftrekbaar zijn overeenkomstig art. 52,12° WIB92. 

-        Indien er, na het aanwenden voor de 1ste en/of 2de pijler, nog iets over blijft van het mobiliteitsbudget, volgt het saldo dezelfde fiscale behandeling als pijler 2. 

Het mobiliteitsbudget kan in principe niet gecombineerd worden met de fiscale vrijstellingen van woon-werkvergoedingen, ook niet met de fietsvergoeding en/of de ter beschikkingstelling door de werkgever van een bedrijfsfiets. Er geldt hier wel één uitzondering namelijk: indien de werknemer al beschikte over een bedrijfswagen en tegelijkertijd een verplaatsingsvergoeding of een fietsvergoeding ontving. 

Het mobiliteitsbudget is verbonden aan de functie van werknemer, indien men deze functie niet meer uitoefent heeft hij geen recht meer op een bedrijfswagen, of op een mobiliteitsbudget. 

C.    Voor natuurlijke personen – eenmanszaken 

1.     Forfaitaire beroepskosten voor burgemeesters en schepenen 

In de circulaire 2022/C/7 van 19 januari 2022 en in de circulaire 2023/C/18 betreffende de forfaitaire beroepskosten voor burgemeesters, schepenen, OCMW-voorzitters en voorzitters van het bijzonder comité voor de sociale dienst, respectievelijk voor de aanslagjaren 2023 en 2024, vindt u een overzicht van onderstaande forfaitaire beroepskosten: 

Aanslagjaar 2023 (inkomstenjaar 2022) 

 

EUR

Burgemeesters

7.377,39

Schepenen, OCMW-voorzitters en voorzitters van het bijzonder comité voor de sociale dienst

4.426,43

 

Aanslagjaar 2024 (inkomstenjaar 2023) 

 

EUR

Burgemeesters

8.308,39

Schepenen, OCMW-voorzitters en voorzitters van het bijzonder comité voor de sociale dienst

4.985,03

 

2.     Indexatiecoëfficiënt kadastraal inkomen 2023 

De indexatiecoëfficiënt van het kadastraal inkomen voor het aanslagjaar 2023 bedraagt 1,9084. Voor het aanslagjaar 2024 is de indexatiecoëfficiënt gelijk aan 2,0915. 

Deze coëfficiënt wordt gebruikt voor de berekening van de onroerende voorheffing en van het voordeel van alle aard voor de terbeschikkingstelling van een (gedeelte van een) onroerend goed.

 3.     Revalorisatiecoëfficiënt kadastrale inkomens 

De jaarlijkse revalorisatiecoëfficiënt vindt u hieronder, met deze coëfficiënt wordt o.a. de belastbare waarde van een onroerend goed berekend voor bedrijfsleiders die een gebouwd onroerend goed aan hun vennootschap verhuren. 

Aanslagjaar 2024 (inkomstenjaar: 2023)

5,37

Aanslagjaar 2023 (inkomstenjaar: 2022)

4,87

 
Bebotax BV
Steenweg Deinze 124 B
B-9810 Nazareth - Belgiƫ

+32 (0)9 384 93 39
webmaster@bebotax.com
RPR Gent afd. Gent - BTW BE 0438.569.761
Belangrijke informatie
Disclaimer
Laatst gewijzigd : 12/07/2023