Verlegging BTW bij werk in onroerende staat: nieuwe factuurvermelding 

De voldoening van de BTW bij werken in onroerende staat die worden verricht voor een BTW-plichtige afnemer die periodieke BTW-aangiften indient, wordt verplicht verlegd naar de afnemer (art. 20, §1 KB nr. 1). 

Tot en met 31.12.2022 volstond het dat de aannemer enkel de vermelding “btw verlegd” op de factuur vermeldde. Vanaf 01.01.2023 is de vermelding op de factuur veranderd ingevolge het KB van 26.10.2022 (B.S. 10/11/2022). 

Hieronder schetsen wij voor u een aantal verschillende situaties en de daar bijhorende vermelding op de factuur. 

A.   Afnemer = een Belgische onderneming

De loutere vermelding “btw verlegd” volstaat niet langer, het KB van 26.10.2022 legt een nieuwe verplichte factuurclausule op.  

(i)             Klant is een gewone BTW-plichtige die periodieke BTW-aangiften indient 

Wanneer een aannemer werken in onroerende staat uitvoert en deze vervolgens factureert aan een gewone BTW-plichtige die periodieke BTW-aangiften indient, dan reikt hij een factuur zonder btw uit.

De aannemer dient volgende vermelding verplicht op de factuur aan te brengen: 

"Verlegging van heffing. Bij gebrek aan schriftelijke betwisting binnen een termijn van één maand na de ontvangst van de factuur, wordt de afnemer geacht te erkennen dat hij een belastingplichtige is gehouden tot de indiening van periodieke aangiften. Als die voorwaarde niet vervuld is, is de afnemer ten aanzien van die voorwaarde aansprakelijk voor de betaling van de verschuldigde belasting, interesten en geldboeten" (nieuw art. 20, §3 KB nr. 1). 

Wanneer de afnemer de factuur niet (correct en tijdig) heeft betwist, wordt de aannemer aldus ontslagen van zijn aansprakelijkheid voor betaling van btw, gebeurlijke intresten en geldboeten. 

(ii)           Klant is een kleine onderneming of landbouwonderneming 

Als een aannemer werken in onroerende staat factureert aan kleine ondernemingen (art. 56bis WBTW) of landbouwondernemingen (art. 57 WBTW), dan mogen zij voortaan hun BE-BTW-nummer meedelen aan de aannemer. 

Vanaf 01.01.2023 moeten zij de aannemer evenwel op de hoogte brengen dat zij geen periodieke BTW-aangifte indienen (nieuw art. 20, §1, tweede lid KB nr. 1). Zo kan de aannemer aan hen met 21% BTW facturen. 

Deelt de kleine onderneming of landbouwonderneming niet mee dat zij geen periodieke aangifte indient, dan kan de aannemer een factuur zonder BTW uitreiken maar moet hij wel de volgende vermelding verplicht op de factuur aanbrengen: 

“Verlegging van heffing. Bij gebrek aan schriftelijke betwisting binnen een termijn van één maand na de ontvangst van de factuur, wordt de afnemer geacht te erkennen dat hij een belastingplichtige is gehouden tot de indiening van periodieke aangiften. Als die voorwaarde niet vervuld is, is de afnemer ten aanzien van die voorwaarde aansprakelijk voor de betaling van de verschuldigde belasting, interesten en geldboeten" (nieuw art. 20, §3 KB nr. 1) 

De nieuwe factuurclausule werd ingevoerd om te vermijden dat de aannemers ten onrechte de verlegging van de heffing zouden toepassen. Met deze verklaring op de factuur wordt de aannemer ontslagen van de aansprakelijkheid wanneer de klant de factuur niet schriftelijk betwist. 

2. Afnemer = een buitenlandse onderneming 

Als de afnemer een buitenlandse onderneming is die in België een BTW-nummer heeft, is verlegging van de BTW alleen maar mogelijk voor zover de onderneming een fiscale vertegenwoordiger heeft aangesteld. Dergelijke aanstelling is niet verplicht voor EU ondernemingen die zich rechtstreeks kunnen identificeren. Bij rechtstreekse identificatie dient er wel BTW te worden aangerekend op de factuur. 

Bovenstaand is echter niet meer te verantwoorden, daarom zal de verlegging vanaf 01.01.2023 ook doorwerken wanneer de afnemer een buitenlandse onderneming is met een rechtstreekse BTW-identificatie maar zonder fiscale vertegenwoordiger (nieuw art. 20, §1, eerste lid KB nr. 1). 

Ook hier dient de verplichte vermelding uit het nieuwe art. 20, §3 KB nr. 1 op de factuur te worden aangebracht.