Nieuwsbrief jaargang 36 # 2
Uitgebracht op : 09-09-2022De Maatschap: een overzicht
In het kader van familiale vermogens- en successieplanning is een Belgische maatschap een vaak gebruikte controlestructuur. Vaak richten ouders een maatschap op om hun vermogen over te dragen aan hun kinderen op een fiscaal voordelige wijze, zonder de controle over dit vermogen te verliezen. Maar de maatschap heeft natuurlijk ook nog tal van andere toepassingen, zo wordt er bijvoorbeeld ook gebruik gemaakt van de maatschap om samenwerkingsverbanden tussen vrije beroepers vorm te geven. In deze bijdrage wordt voornamelijk gefocust op de vermogensrechtelijke kant van het verhaal.
1. Algemeen
Een maatschap is een overeenkomst tussen minstens 2 (rechts)personen, om samen een onderneming uit te baten of samen iets te bezitten. Deze meerhoofdigheid is essentieel, zo niet wordt de maatschap van rechtswege ontbonden.
De maten brengen geld, arbeid en/of goederen in. Het doel is om het vermogensvoordeel dat voortvloeit uit de maatschap te verdelen onder de maten. Er zijn echter verscheidene voordelen verbonden aan de maatschap. Het is makkelijk op te richten en even makkelijk te ontbinden. Bovendien hebben de maten een grote contractuele vrijheid. Er zijn namelijk weinig regels van dwingend recht op de maatschap van toepassing.
Verder is de maatschap een personenvennootschap. Dat wil zeggen dat de personen die de maatschap vormen belangrijker zijn dan het kapitaal dat ze inbrengen. De aandelen van een maatschap kunnen dan ook niet zomaar overgedragen worden, hiervoor is altijd het akkoord van de andere maat/maten nodig.
Ten slotte heeft een maatschap geen rechtspersoonlijkheid. Ze heeft dus geen echt eigen vermogen. De maatschap kan wel (onvolkomen) rechtspersoonlijkheid verkrijgen en zo een vennootschap onder firma (VOF), dan wel een commanditaire vennootschap (Comm.V) worden.
In dit overzicht over de maatschap overlopen wij met u de hele levenscyclus. Daarin bespreken wij voor u de volgende thema’s: de redenen voor de oprichting en de oprichting zelf, het bestuur, de aansprakelijkheid van de vennoten, de boekhoudkundige verplichtingen, de inbreng in een maatschap, de eventueel verschuldigde registratiebelasting,
de BTW-regeling, de fiscale transparantie van een maatschap, de beëindiging van de maatschap en om af te sluiten de bevoegde rechtbank en de geschillen. Doorheen deze thema’s hebben we uiteraard ook oog voor de nieuwe wetgeving.
2. Redenen voor het oprichten van een maatschap
(i) Familiale successieplanning
De voornaamste reden om een maatschap op te richten is de successieplanning. Wanneer u de aandelen van uw eigen onderneming wenst weg te schenken, houdt u vaak nog graag voor een bepaalde periode de touwtjes in handen.
Zo kunnen de kinderen geleidelijk aan groeien in de verantwoordelijkheden die de leiding van het bedrijf met zich meebrengt. Door te werken met een maatschap kan u nog steeds bepaalde beslissingen over de onderneming zelf nemen of samen met de (actieve) kinderen.
Bovendien kan u zo nog steeds zelf oordelen over een eventuele verkoop van de onderneming aan een derde.
De gelden die voortkomen uit een verkoop komen dan niet zomaar terecht in handen van de kinderen die hier dan vrij kunnen over beschikken. Maar ook wanneer u de onderneming (nog) niet wegschenkt aan de kinderen, wilt u bij een onverwacht overlijden de toekomst ervan veiligstellen door de leiding in handen te leggen van bepaalde personen,
soms van de kinderen die actief zijn in de onderneming. Een voorbeeld maakt het voordeel van het gebruik van een maatschap snel duidelijk.
Voorbeeld: Man en vrouw zijn gehuwd onder het wettelijk stelsel van scheiding van goederen en gemeenschap van aanwinsten. Zij wonen in Vlaanderen en hebben twee kinderen. Samen bezitten ze 2.000.000 EUR aan roerend vermogen.
-
-
- Zonder de maatschap: wanneer één van de ouders komt te overlijden (stel: de vader) erven de kinderen diens nalatenschap in blote eigendom. De moeder krijgt het levenslange vruchtgebruik. De vader had een vermogen van 1.000.000 EUR. Op het vruchtgebruik over de nalatenschap van de vader betalen de kinderen geen successierechten. De waarde van het vruchtgebruik wordt vastgesteld door de waarde van de volle eigendom te vermenigvuldigen met 4% en vervolgens met een coëfficiënt die afhankelijk is van de leeftijd van de moeder.
Ervan uit gaande dat – op het ogenblik van het overlijden van de vader – de moeder 63 jaar oud is, wordt de waarde van haar vruchtgebruik als volgt vastgesteld: 1.000.000 EUR x 4% x 9,5 = 380.000 EUR.
In voorkomend geval ontvangen elk van de kinderen (1.000.000 EUR – 380.000 EUR) / 2 = 310.000 EUR.
Bij het openvallen van de nalatenschap van de vader betaalt de moeder 54.600 EUR aan successierechten en betalen de kinderen elk 35.700 EUR. Samen betalen zij126.000 EUR.
Wanneer daarna de moeder komt te overlijden, erven de kinderen haar nalatenschap elk voor de helft in volle eigendom. Bij het overlijden van de moederen betalen elk van de kinderen successierechten op 500.000 EUR.
Zij betalen dus elk 87.000 euro of 174.000 euro tezamen. De vererving van het totale roerende vermogen van de vader en moeder kost in totaal 300.000 euro of 15% van dit vermogen! - Met maatschap: Veronderstel dat de ouders 1.800.000 euro (90%) overmaken aan hun kinderen.
Deze schenking kan gebeuren bij notariële akte. Het schenkingsrecht bedraagt 3%. De overdracht kan ook gebeuren bij bankoverschrijving. In voorkomend geval moet er geen schenkingsrecht betaald worden, doch speelt wel de
drie-jaren-termijn.
Na de schenking brengen de kinderen het volledige bedrag in de maatschap in. De ouders zelf brengen 200.000 euro in. Bij het overlijden van de vader bedraagt diens nalatenschap slechts 100.000 euro. De kinderen betalen successierechten op de waarde van de blote eigendom (elk op 31.000 euro), terwijl de moeder betaalt op de waarde van het vruchtgebruik (38.000 euro). De kinderen betalen dus elk 930 euro en de moeder 1.140 euro. Dat maakt een som van 3.000 euro.
Bij het overlijden van de moeder betalen de kinderen elk 3% op 50.000 euro of 1.500 euro. Dat maakt samen 3.000 euro. De vergelijking van de verschuldigde successierechten in geval van vererving met of zonder de techniek van de maatschap.
- Zonder de maatschap: wanneer één van de ouders komt te overlijden (stel: de vader) erven de kinderen diens nalatenschap in blote eigendom. De moeder krijgt het levenslange vruchtgebruik. De vader had een vermogen van 1.000.000 EUR. Op het vruchtgebruik over de nalatenschap van de vader betalen de kinderen geen successierechten. De waarde van het vruchtgebruik wordt vastgesteld door de waarde van de volle eigendom te vermenigvuldigen met 4% en vervolgens met een coëfficiënt die afhankelijk is van de leeftijd van de moeder.
-
Bovenstaand voorbeeld brengt ons dus bij de onthutsende vaststelling dat de verschuldigde rechten maar liefst 300.000 EUR bedragen, terwijl dit in het tweede geval (met maatschap) slechts 6.000 EUR is. Een wereld van verschil.
Daarenboven hebben de ouders het levenslange zeggenschap over het maatschapsvermogen. Tijdens het bestaan van de maatschap zullen er natuurlijk ook inkomsten zijn. Deze inkomsten bestaan in de regel uit dividenden (op aandelen) en interesten (op gelden, obligaties, …). De inkomsten van de maatschap worden geacht de inkomsten van de deelgenoten te zijn. Dit betekent dat de fiscus ervan uitgaat dat de opbrengsten onmiddellijk toekomen (en worden overgemaakt) aan de deelgenoten, dit alles overeenkomstig hun deelname in de maatschap. De mogelijkheid om onderling af te spreken de inkomsten in de maatschap te houden en aldaar te beleggen maakt daarop geen uitzondering. De belasting op roerend inkomen uit interesten en dividenden zal in de regel gelijkstaan met de bevrijdende roerende voorheffing van 25 of 15%. De ontbinding van de maatschap die enkel roerend vermogen beheert, geeft in principe geen aanleiding tot betaling van registratierechten of inkomstenbelasting.
(ii) Andere redenen
Wanneer u uw roerend of onroerend vermogen gedeeltelijk zou wegschenken, veronderstelt dit in beginsel een onherroepelijke en definitieve afstand. Meestal wil de schenker echter nog een zekere controle behouden over het geschonken vermogen en hieruit nog inkomsten bekomen. Dit kan door bijvoorbeeld aan de schenking een last van een lijfrente of voorbehoud van vruchtgebruik te koppelen. Om dit doel te bereiken, kan je gebruik maken van een maatschap. Zo vermijdt u het verlies van inkomsten omdat u zelf blijft instaan voor het beheer van het geschonken vermogen.
Daarnaast zorgt de maatschap ook voor een bescherming tegen gewezen partners, wanneer er bijvoorbeeld minderjarige kinderen zijn. Een minderjarig kind valt, bij overlijden van één van de ouders, immers tot aan zijn meerderjarigheid onder het ouderlijk gezag van de andere ouder. Die ouder beheert dan tot de meerderjarigheid het vermogen van het kind.
Dit zogenaamd ouderlijk beheersrecht kan niet uitgesloten worden in een schenkingsakte of in een testament.
Wenst u dit toch uit te sluiten, dan kan u gebruik maken van een maatschap. Zo kan u het beheer over uw vermogen in handen leggen van een door u gekozen persoon of personen, totdat de kinderen een bepaalde leeftijd hebben bereikt.
Bovendien vraagt het beheer van een groot vermogen bescherming tegen ondoordacht handelen. Komt u onverwachts te overlijden, kunnen uw erfgenamen in veel gevallen vrij beschikken over het geërfde vermogen. Door een maatschap op te richten kan u dit tegengaan. Op die manier zullen de door u aangewezen personen, eventueel samen met de kinderen,
uw vermogen beheren totdat de kinderen een bepaalde leeftijd hebben bereikt.
Voorbeeld: U beschikt over een zeer waardevolle kunstcollectie van Édouard Manet. In principe beschikken uw erfgenamen vrij over alle goederen die u nalaat. Natuurlijk in de hypothese dat u niets heeft bepaald in een testament of andere vorm van wilsuiting. Uw erfgenamen kunnen bijgevolg die kunstcollectie zonder meer verkopen. Ook hier kan de maatschap een oplossing bieden en kan u de maatschap gebruiken om vorm te geven aan uw toekomstvisie inzake de kunstcollectie.
3. Oprichting
Deze vennootschapsvorm is in wezen een overeenkomst tussen twee of meerdere personen. Er zullen bij de oprichting dus altijd minstens twee oprichters nodig zijn. Dit kunnen zowel natuurlijke- als rechtspersonen zijn. Ook tijdens haar bestaan moet de maatschap minstens twee vennoten tellen. Een fysieke bijeenkomst is niet per se vereist voor de oprichting.
Een maatschap kan ook elektronisch opgericht worden, via de elektronische handtekening.
Een maatschap kan zowel bij onderhandse akte als bij authentieke akte worden opgericht. Wanneer u een maatschap opricht via een onderhandse overeenkomst, is er geen tussenkomst van een notaris vereist. Evenwel kan u er ook voor kiezen om de oprichting toch bij notariële oprichtingsakte te doen. In dit laatste geval zal enkel het algemeen vast recht van 50 EUR verschuldigd zijn. Voor een maatschap hoeft u ook geen statuten of oprichtingsakte op te stellen en neer te leggen bij de Ondernemingsrechtbank.
De maatschap wordt voornamelijk aangewend voor het beheer van een roerend vermogen. In de praktijk gaat het daarbij meestal om beleggingsportefeuilles, maar ook andere roerende goederen zoals een kunstcollectie, een verzameling oldtimers of aandelen in een familiale onderneming kunnen in een maatschap worden ingebracht. Een maatschap kan in beginsel ook opgericht worden voor het beheer van een onroerend vermogen, maar dan gelden er bijzondere fiscale aandachtspunten.
Een maatschap kan worden opgericht voor een bepaalde of onbepaalde duur. Indien de statuten voorzien in een onbepaalde duur, kan elke vennoot er op ieder ogenblik uitstappen. Daarom voorzien de statuten meestal in een bepaalde duur.
Tot slot gelden er ook een aantal nieuwe formaliteiten bij de oprichting waaraan maatschappen, sedert de inwerkingtreding van de wet van 15 april houdende de hervorming van het ondernemingsrecht, moeten voldoen:
(i) Registratie in de Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO)
Ten eerste moet elke maatschap worden ingeschreven in de KBO. Dit is een databank van de FOD Economie waarin alle basisgegevens van ondernemingen zijn opgenomen. Voor de maatschap moet de volgende informatie zeker zijn opgenomen in het KBO: naam, rechtsvorm, maatschappelijke zetel en ook zaakvoerder.
Wilt u vermijden dat de namen van de vennoten openbaar worden? Dan is het een slimme zet om een zaakvoerder te benoemen binnen uw maatschap. In dat geval volstaat het om alleen zijn of haar gegevens op te nemen in de Kruispuntbank van Ondernemingen, zonder de gegevens te vermelden van alle oprichters. Hiervoor moet de zaakvoerder wel de bevoegdheid hebben van een algemeen lasthebber.
Een andere tip om de namen van de vennoten uit het oog van het grote publiek te houden: geef uw maatschap een naam. Dan kan die naam in de KBO ingeschreven worden als maatschappelijke benaming. Want wanneer er geen naam is voor de maatschap, worden de namen van alle maten of vennoten gebruikt als maatschappelijke benaming.
De gegevens van de zaakvoerder kan iedereen raadplegen. Gegevens over het kapitaal van je maatschap of de verdeling van het kapitaal niet.
Maatschappen die na 1 november 2018 zijn opgericht, moeten voor aanvang van hun werkzaamheden een inschrijving nemen in de KBO. De voor die datum reeds bestaande maatschappen kregen tijd tot 1 mei 2019 om de inschrijving in orde te brengen.
(ii) Registratie in het Ultimate Beneficial Owner-register (UBO-register)
De maatschap moet naast de inschrijving in het KBO, ook haar uiteindelijke begunstigde(n) opgeven. Dit moet gebeuren in het UBO-register, een databank waarin de uiteindelijke begunstigden van juridische entiteiten moeten worden bekendgemaakt. Het register dient ter voorkoming van financieel-economische criminaliteit zoals witwassen, fraude, belastingontduiking en terrorismefinanciering.
De volgende personen moeten via cascade worden aangeduid als UBO:
- Natuurlijke personen die rechtstreeks of onrechtstreeks 25% of meer van de stemrechten of eigendomsrechten in de maatschap aanhouden
- Natuurlijke personen die op een andere manier controle uitoefenen over de entiteit (bv. via stemafspraken of aandeelhoudersovereenkomst)
- Indien bovenstaande categorieën ontbreken: de hoofdbestuurder van de entiteit
De verplichting om de uiteindelijke begunstigde(n) kenbaar te maken in het UBO-register rust op de zaakvoerder van de maatschap. Hierbij moeten de volgende gegevens worden medegedeeld over de uiteindelijke begunstigden:
-
-
- De naam en eerste voornaam;
- De geboortedag, - maand en -jaar;
- De nationaliteit(en);
- Het land van verblijf en volledige verblijfplaats
- De datum waarop hij/zij UBO is geworden van de maatschap
- Het rijksregisternummer
-
Daarbovenop moet ook nog eens de omvang van het belang van de uiteindelijke begunstigde(n) worden medegedeeld
(bv. het percentage van aandelen of stemrechten). De omvang en samenstelling van het vermogen van de maatschap dient niet te worden vermeld in het UBO-register.
Ten slotte moet de zaakvoerder van de maatschap er ook voor zorgen dat de informatie in het UBO-register up-to-date is. Alle eventuele wijzigingen moeten binnen de maand worden medegedeeld. Ook moet de informatie jaarlijks bevestigd worden (zelfs indien de identiteit van de uiteindelijke begunstigde(n) niet is gewijzigd in het afgelopen jaar).
De allereerste deadline voor de registratie in het UBO-register lag op 30 september 2018. Deze deadline werd tot tweemaal toe uitgesteld, eerst tot 31 maart 2019 en vervolgens tot 30 september 2019 wegens het nog niet in werking zijn van de onlineapplicatie. U kan zelf uw uiteindelijke begunstigde(n) registreren door u aan te melden bij de toepassing op het MyMinfin-portaal. Aangezien het uitzoeken van de uiteindelijke begunstigde(n) niet altijd eenvoudig is, raden wij u toch aan om u hiervoor te laten bijstaan. Indien u zich niet registreert in het UBO-register, kan u een administratieve geldboete te wachten staan.
4. Bestuur
Het bestuur over het maatschapsvermogen wordt waargenomen door één of meerdere zaakvoerders. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen een statutaire zaakvoerder en een gewone zaakvoerder.
Het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen is op dit vlak aanvullend recht. De maatschap kan dus een volledig eigen specifieke regeling opmaken, maar als niets geregeld is, zijn de voorschriften van het WVV toepasselijk.
Zonder regeling, worden vennoten geacht elkaar wederkerig de macht te hebben verleend om te besturen.
Daden van bestuur door de ene vennoot verbindt de andere vennoten, tenzij een van hen zich ertegen verzet voor de handeling is verricht. Deze regeling geldt dus niet indien het bestuur door de vennoten gezamenlijk dient uitgeoefend te worden en ze geldt ook niet als er zaakvoerder(s) zijn aangesteld.
De gewone zaakvoerder wordt aangeduid buiten de statuten van de maatschap en kan op elk moment en zonder opgave van reden ontslagen worden. Hierbij moet wel opgelet worden want de zaakvoerder-vennoot kan zijn vetorecht uitoefenen. De beslissing tot ontslag wordt genomen bij eenparige beslissing van de vennoten, tenzij de statuten een soepelere meerderheid voorschrijven. Indien de zaakvoerder wordt benoemd in de statuten, kan hij enkel worden ontslagen om wettige redenen (te beoordelen door de rechtbank) of bij eenparige beslissing van de vennoten. De statutaire zaakvoerder wordt aangeduid in de statuten. Wanneer je zelf één aandeel behoudt in de maatschap, zit je als statutaire zaakvoerder bijgevolg stevig in het zadel. Deze zaakvoerder kan enkel bij wettige redenen, bij eenparige beslissing en, indien voorzien in de overeenkomst, bij een andere meerderheid, herroepen worden. De statuten kunnen eveneens voorzien in een opvolgende statutaire zaakvoerder voor het geval de eerste zaakvoerder komt te overlijden of onbekwaam wordt.
De bevoegdheid van de aangestelde zaakvoerders kan bepaald worden. Is er niets bepaald, dan geldt de algemene bestuursbevoegdheid. Men kan ook een gezamenlijk optreden instellen, zo niet dan geldt het individueel bestuur.
5. Vergadering van vennoten
Alle beslissingen die de vennootschap aanbelangen of de overeenkomst wijzigen, komen toe aan de vergadering van vennoten. Dit is onder meer het geval voor de beslissing tot ontbinding (stopzetting) van de maatschap, de beslissing tot wijziging van haar statuten of de uitsluiting van een vennoot. Deze beslissingen worden genomen bij eenparigheid van alle vennoten, tenzij de statuten een andere meerderheid voorschrijven. Daarnaast kunnen de statuten bepaalde bevoegdheden of verplichtingen toekennen aan de vergadering van vennoten. Zo wordt meestal voorzien in een jaarlijkse vennotenvergadering die zich moet buigen over de goedkeuring van de jaarrekening en de kwijting van de zaakvoerder(s). Het essentieel voorwerp van de vennootschap mag evenwel niet bij meerderheid gewijzigd worden.
6. Aansprakelijkheid en het afgescheiden vermogen van de maatschap
Omdat de maatschap geen rechtspersoon is, blijven de maten persoonlijk en onbeperkt aansprakelijk.
Een eerste belangrijke vernieuwing, die er is gekomen met de wet van 15 april 2018, betreft de aansprakelijkheid van de maten in een maatschap. Waar zij voorheen slechts aansprakelijk waren voor een gelijk deel, zijn de maten hoofdelijk aansprakelijk geworden. Iedere maat kan dus voor het geheel van de schulden van de maatschap worden aangesproken. Maar de andere maat/maten zijn vervolgens wel gehouden om hun aandeel in de schuld terug te betalen.
Opdat er sprake kan zijn van een schuld die kan worden toegerekend aan de maatschap, dienen de twee volgende voorwaarden vervuld te zijn:
(i) de schuld werd aangegaan in naam van de maatschap en
(ii) de schuld werd aangegaan door alle maten samen of door een bevoegde vertegenwoordiger
(bijvoorbeeld de zaakvoerder(s).
Bovendien geldt deze nieuwe hoofdelijke aansprakelijkheid van de maten enkel voor schulden aangegaan door de maatschap vanaf 1 november 2018. Voor schulden die van daarvoor dateren, blijven logischerwijs de oude regels gelden, en blijven de maten slechts gehouden tot hun aandeel in de schuld.
Deze aansprakelijkheid kan niet worden uitgesloten in de statuten van de vennootschap, doch is er wel een afwijking mogelijk. De maat of maten kunnen door middel van een uitdrukkelijk beding hun hoofdelijke gehoudenheid uitsluiten, op voorwaarde dat dit is overeengekomen met de schuldeiser in kwestie.
Belangrijk is ook dat de maatschap een eigen vermogen heeft, afgescheiden van de vermogens van de maten.
Dit blijkt duidelijk sinds de invoering van het WVV uit art 1:1 io. art. 4:13-4:15. Het afgescheiden vermogen betekent dat voor vermogensrechtelijke doeleinden de goederen in de maatschap en de mede-eigendomsrechten in die goederen niet behoren tot het vermogen van de afzonderlijke maten. Het is enkel het aandeel in de maatschap zelf dat in het vermogen van de maat valt.
Bovenstaande alinea wordt meestal bekeken vanuit de verhaalsrechtelijke positie van schuldeisers:
-
-
- Schuldeisers van de maatschap kunnen zowel het vermogen van de maatschap, als het privévermogen van élke maat aanspreken. Zij kunnen als enigen de maatschapsgoederen uitwinnen, met uitsluiting van de louter persoonlijke schuldeisers van de maten. Daarenboven heeft een maatschapsschuldeiser steeds voorrang als hij de maatschapsgoederen uitwint. Hij dient de persoonlijke schuldeisers niet te laten meedelen ten belope van het aandeel van de debiteur/maat.
- Persoonlijke schuldeisers van een maat kunnen zich alleen verhalen op het aandeel van die maat in de maatschap en op diens privévermogen. Ze kunnen zich niet verhalen op het volledige vermogen van de maatschap.
-
7. Nieuwe boekhoudkundige verplichtingen
Sinds de Wet van 15 april 2018 houdende de hervorming van het ondernemingsrecht wordt de maatschap als een onderneming beschouwd. Dit brengt een aantal belangrijke juridische en boekhoudkundige gevolgen met zich mee.
Wij zetten de belangrijkste voor u op een rijtje:
De maatschap is sinds de nieuwe wet ook verplicht een boekhouding bij te houden. Voor de nieuwe maatschappen geldt de verplichting meteen (vanaf 1 november 2018). De reeds bestaande maatschappen zijn boekhoudplichtig vanaf het eerste volledige boekjaar dat aanvang neemt na 30 april 2019. Voor maatschappen die per kalenderjaar werken,
startend op 1 januari, dus vanaf 1 januari 2020.
Het type te voeren boekhouding is afhankelijk van bepaalde grenzen:
-
-
- Indien de maatschap een omzet van maximaal 500.000 EUR (excl. btw) per jaar heeft, mag zij een vereenvoudigde boekhouding voeren. Deze bestaat uit een aankoopboek, een verkoopboek, een financieel dagboek en een inventarisboek.
- Indien de omzet echter hoger ligt dan 500.000 EUR (excl. btw) per jaar, moet de maatschap een dubbele boekhouding voeren. De verrichtingen van een maatschap met dubbele boekhouding worden quasi altijd elektronisch verwerkt en dit via vier (hulp)journalen: een aankoopjournaal, een verkoopjournaal, een financieel journaal en een diversenjournaal.
-
Wat de jaarrekening betreft, zijn er voor de maatschappen met een vereenvoudigde boekhouding geen formele vormvoorwaarden waaraan zij moet voldoen. Bij maatschappen met een dubbele boekhouding moet de jaarrekening worden opgesteld naargelang hun grootte (microschema, verkort schema of volledig schema).
De jaarrekening van maatschappen hoeft niet te worden neergelegd, noch bij de Nationale Bank, noch bij de ondernemingsrechtbank.
Ook nog belangrijk om te onthouden is de verplichting om de boekhouding en verantwoordingsstukken gedurende een periode van minstens 7 jaar bij te houden.
8. Inbreng in de maatschap
Om vennoot te worden in een maatschap en aldus deel te kunnen nemen in de winsten is er een inbreng van roerende en/of onroerende goederen vereist. Uw loutere wilsovereenstemming doet deze inbrengverbintenis ontstaan.
(i) Inbreng van een roerend goed
Een maatschap wordt hoofdzakelijk aangewend voor het beheer van een roerend vermogen. Dit vermogen kan bestaan uit lichamelijke of onlichamelijke roerende goederen.
Voorbeelden van lichamelijke roerende goederen zijn: geld, een verzameling van oldtimers, een kunstcollectie...
Voorbeelden van onlichamelijke roerende goederen zijn: beleggingsportefeuilles, aandelen, vorderingen...
Er zijn twee mogelijkheden om een roerend goed in te brengen. Dit kan gebeuren in genot waarbij de goederen enkel ter beschikking worden gesteld aan de maatschap. Zo kan zij het goed gebruiken en de opbrengsten ervan genieten.
U behoudt hierbij de eigendom van het roerend goed. Een tweede mogelijkheid is de inbreng in eigendom.
Hierbij worden de goederen effectief overgedragen aan de maatschap. Er vindt dus een eigendomsoverdracht plaats waardoor u niet meer de exclusieve eigenaar bent. Hoewel de wet niks bepaalt over de mogelijkheid van de vennoten om overeen te komen dat de ingebrachte goederen de exclusieve eigendom blijven van één van hen, heeft het hof van beroep te Gent in een arrest impliciet geoordeeld dat dit mogelijk is. Het is van belang om een duidelijk te maken of u een inbreng in genot of in eigendom doet, zodat er hieromtrent later geen discussies ontstaan.
De inbreng van roerende goederen verloopt zeer soepel. Dit gebeurt namelijk volledig vormvrij via een onderhandse akte. Er is er aldus geen tussenkomt van een notaris vereist en er moeten geen registratierechten worden betaald.
Dit betekent echter niet dat u niet kunt opteren voor de notariële weg. Wanneer u dit wenst zal de inbreng van roerende goederen onderworpen worden aan een 0%-tarief, waardoor slechts het vast recht van 50 euro zal verschuldigd zijn.
De winsten, baten of meerwaarden die verwezenlijkt worden bij zo’n inbreng zijn bovendien in beginsel niet belastbaar.
Een voorwaarde is wel dat ze voortkomen uit een normaal beheer van het privévermogen en geen speculatieve doeleinden dienen.
(ii) Inbreng van onroerend goed
Het is mogelijk om een onroerend goed in te brengen in een maatschap. U dient echter rekening te houden met een aantal bijzondere aandachtspunten.
Net zoals bij de roerende goederen zijn er bij de onroerende goederen twee mogelijkheden om het goed in te brengen.
Dit is in genot en in eigendom. Bij de inbreng in eigendom zal er een onverdeeldheid ontstaan tussen de vennoten, terwijl dit niet het geval is bij een inbreng in genot. Het hof van beroep te Gent heeft dit bevestigd door te oordelen dat een maat niet gerechtigd is op de helft van de waarde van de activa die in gebruik zijn door de maatschap, wanneer er op geen enkele wijze blijkt dat deze activa in eigendom in de maatschap werden ingebracht. Er bestaat met andere woorden geen onverdeeldheid tussen de maten wanneer een van hen een onroerend goed inbrengt in genot. Denk er zeker aan om helder en ondubbelzinnig te zijn omtrent de manier waarop u een goed inbrengt om latere discussies te vermijden.
Bij het inbrengen van een onroerend goed moet er worden nagegaan of er een eigendomsoverdracht plaatsvindt.
Als dit het geval is dan zal een notariële tussenkomst verplicht zijn en zal de inbrengakte moeten worden geregistreerd.
Wanneer er geen sprake is van een eigendomsoverdracht volstaat een onderhandse overeenkomst. U kan – net zoals bij de inbreng van roerende goederen – opteren voor de notariële weg. Zo’n notariële akte kan nuttig zijn met oog op de interne tegenwerpelijkheid van de afspraken die de maten hebben gemaakt omtrent het onroerend goed, bijvoorbeeld wanneer het onroerend goed later verkocht zou worden.
De inbreng zal in de praktijk worden gezien als een niet-belastbare meerwaarde. Meerwaarden buiten de beroepsactiviteit zijn namelijk slechts belastbaar als divers inkomen wanneer zij niet binnen het normale beheer van het privévermogen vallen. Er geldt wel een bijzonder regime met betrekking tot bepaalde onroerende goederen. Het gaat meer bepaald om de meerwaarden die gerealiseerd worden op ongebouwde onroerende goederen naar aanleiding van een overdracht onder bewarende titel – zoals een inbreng in een vennootschap – en die door de inbrenger onder bezwarende titel werden verkregen. Bij deze goederen zal de belastbaarheid als divers inkomen afhangen van het feit of deze activa al dan niet werd aangehouden binnen het privévermogen van de inbrenger gedurende een bepaalde periode.
9. Verkooprecht, verdeelrecht of schenkbelasting?
In dit deel van de bijdrage wordt ingegaan op de vraag wanneer er bij de oprichting, tijdens de werking of bij de ontbinding van de maatschap enige registratiebelasting verschuldigd is en wat de desbetreffende tarieven zijn.
(i) Inbreng met al dan niet eigendomsoverdracht
Wat de inbreng van roerende goederen betreft kunnen we heel kort zijn. In principe is daarbij geen registratiebelasting verschuldigd.
Voor onroerende goederen is de regeling wat complexer. In een ruling van 2017 (Voorafg. Besliss. nr. 17023 d.d. 2 augustus 2017) heeft de Vlaamse Belastingdienst hieromtrent duidelijkheid gebracht. In de regel bedraagt, bij de inbreng van een onroerend goed in een maatschap, het inbrengrecht 0%. Dit zolang de inbreng geen overdracht van eigendom met zich meebrengt. Bovendien wordt er ook geen onderscheid gemaakt tussen onroerende goederen die geheel of slechts gedeeltelijk tot bewoning bestemd zijn en andere onroerende goederen (bv. handelspand, grond, …)
Voorbeeld: Indien u met uw kinderen een onroerend goed, waarvan u het vruchtgebruik bezit en uw kinderen de blote eigendom, inbrengt in de maatschap, dan zal er geen registratiebelasting verschuldigd zijn als u na de inbreng het vruchtgebruik van de deelbewijzen van de maatschap verkrijgt en uw kinderen de blote eigendom.
Anders wordt het wanneer de eigendomsverhoudingen ten gevolge van de inbreng wel wijzigen en er met andere woorden wel een verschuiving van eigendom plaatsvindt met betrekking tot het onroerend goed. In dat geval is er registratiebelasting, dan wel schenkbelasting verschuldigd en dit ongeacht of het om een woning of een ander goed gaat.
Voorbeeld 1: Een koppel bezit een gezinswoning en een appartement in onverdeelde eigendom. Daarnaast is de vrouw ook nog voor 100% eigenaar van een stuk grond. Het koppel wil de onroerende goederen inbrengen in een maatschap waarvan ze dan elk 50% eigenaar zouden zijn. Het is duidelijk dat voor de inbreng van de gezinswoning en het appartement geen verkooprecht of schenkbelasting verschuldigd is, omdat de eigendomsverhouding naar aanleiding van de inbreng niet wijzigt. Het stuk grond was echter initieel voor 100% eigendom van de vrouw, maar na de inbreng is de man daar ook voor 50% eigenaar van. Hier is er dus sprake van een eigendomsoverdracht, waarop naargelang de bedoeling van de partijen het verkooprecht of de schenkbelasting dient betaald te worden.
Voorbeeld 2: Een man brengt een woning in, de vrouw een beleggingsportefeuille van gelijke waarde. Door die inbrengen wordt de vrouw mede-eigenaar van de woning en de man op zijn beurt van de beleggingsportefeuille. Bijgevolg moet er dan verkooprecht (12% bij verkoop) dan wel schenkbelasting (3%, 9%, 18% of 27% bij schenking) betaald worden.
(ii) Overdracht na inbreng
Wanneer u tijdens de werking van de maatschap beslist om u deelbewijzen te verkopen of te schenken, zal op die overdracht eveneens het verkooprecht (12%) of de onroerende schenkbelasting (3%, 9%, 18% of 27%) verschuldigd zijn.
De maatschap is per slot van rekening fiscaal transparant, wat erop neerkomt dat u bij de verkoop of de schenking van de deelbewijzen van een maatschap waarin onroerende goederen werden ingebracht, eigenlijk onroerend goed verkoopt of schenkt.
(iii) Ontbinding
Wordt de maatschap na verloop van tijd ontbonden, dan houdt de maatschappelijke onverdeeldheid op te bestaan.
In principe is er geen eigendomsoverdracht en dus ook geen registratiebelasting verschuldigd. Dit echter op voorwaarde dat de onverdeelde participaties in het onroerend goed in dezelfde verhouding worden voortgezet buiten de structuur van de maatschap.
In het geval er sprake is van een toebedeling aan een van de vennoten zal het verdeelrecht (2,5%; 1% voor gehuwden en wettelijk samenwonenden bij echtscheiding of beëindiging van de wettelijke samenwoning) van toepassing zijn en dit op de waarde van de afgestane delen. Houdt de onverdeeldheid echter volledig op te bestaan, dan zal de heffing betrekking hebben op de totale verkoopwaarde van het onroerend goed.
Wanneer het onroerend goed wordt toebedeeld aan een maat die het niet zelf (minstens voor een onverdeeld aandeel)
in de burgerlijke maatschap heeft ingebracht (bv. bij een inbreng in de vorm van een schenking door een andere maat,
is het verkooprecht (12%) verschuldigd. Dit is ook het geval wanneer het onroerend goed wordt toebedeeld aan een maat die niet van in het
10. Fiscale transparantie van de maatschap
De maatschap is een volkomen fiscaal transparante entiteit. Dit impliceert dat de maatschap niet is onderworpen aan de vennootschapsbelasting, noch aan de personenbelasting.
De inkomsten van de maatschap worden rechtstreeks in handen van de maten belast, ongeacht of ze op het niveau van de maatschap werden uitgekeerd of gereserveerd. Ook de aard van de inkomsten (roerend of onroerend) wijzigt niet.
Zo zullen de inkomsten die een maatschap verwerft uit de verhuur van een onroerend goed in de personenbelasting moeten worden aangegeven als onroerend inkomen. Het aan te geven bedrag wordt bepaald in verhouding tot het aandeel van de maten in de maatschap, tenzij contractueel anders werd overeengekomen. Een houder van de blote eigendom van eigendomsbewijzen zal aldus geen aangifteplicht hebben.
Echter bestaat er wel het risico dat de fiscus bepaalde inkomsten gaat kwalificeren als beroepsinkomen of divers inkomen. In het geval de zaakvoerder te actief bezig zou zijn met het beheer, personen zich duidelijk verenigen in een structuur,
de frequentie van de verrichtingen zeer hoog ligt, beleggingen zeer risicovol zijn, etc.
11. BTW-regeling
Zoals u weet, werd in het nieuwe Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen (WVV) het aantal vennootschapsvormen zonder rechtspersoonlijkheid enorm uitgedund. Enkel de maatschap is overeind gebleven.
Dit betekent dus dat de tijdelijke en stille handelsvennootschap verder moeten als een maatschap en dit heeft heel wat vragen rond btw-regels op de maatschap teweeggebracht.
(i) Wat zei de wet vroeger?
Wanneer de betrokken vennootschap niet door derden gekend was, kwalificeerde de vennootschap als een stille handelsvennootschap en werd de actieve vennoot geacht zelf de prestaties van de vennootschap te leveren aan derden.
De stille vennoten werden geacht hun prestaties (hun ‘inbreng’) te verrichten ten aanzien van de actieve partner.
De ‘inbrengen’ van de stille vennoten, en de handelingen van de actieve vennoot waren onderworpen aan
de normale btw-regels. De vennootschap zelf werd niet in aanmerking genomen als afzonderlijke btw-plichtige.
In het geval van een tijdelijke handelsvennootschap of een maatschap die wel door derden was gekend, werd een onderscheid gemaakt tussen twee scenario’s. De deelgenoten konden ervoor kiezen om een btw-nummer aan te vragen voor de vennootschap. In het geval geen btw-nummer werd aangevraagd, werden de vennoten geacht zelf hun eigen prestaties te verrichten ten aanzien van de afnemers. Zij factureerden hun handelingen met andere woorden rechtstreeks aan de derde-afnemers. De tijdelijke vennootschap bleef in voorkomend geval volledig buiten beschouwing.
Wanneer wel een btw-nummer werd aangevraagd voor de tijdelijke vennootschap, dan werd deze aangemerkt als een afzonderlijke btw-plichtige, die geacht werd de handelingen te verrichten ten aanzien van derden.
De vennootschap moest dus zelf facturen uitreiken, en facturen van leveranciers moesten aan de vennootschap worden gericht. De vennoten moesten hun inbreng factureren aan de tijdelijke handelsvennootschap.
(ii) Wat zegt de wet nu?
De maatschap wordt aangemerkt als een stille maatschap, wanneer ze wordt bestuurd door één of meer zaakvoerders, al dan niet vennoten, die handelen in eigen naam. Maatschappen die worden opgericht voor een tijdelijk project, zijn tijdelijke (al dan niet stille) maatschappen.
Een stille maatschap wordt niet als een afzonderlijke btw-plichtige aangemerkt. Een maatschap die niet als stille maatschap wordt opgericht, wordt daarentegen in principe wel als een btw-plichtige aangemerkt, voor zover deze belastbare handelingen verricht. Er is dus geen keuze meer om voor zulke vennootschap al dan niet
een afzonderlijk btw-nummer aan te vragen. Dit in tegenstelling tot de vroegere regeling.
12. Beëindiging
De maatschap is een intuïtu personae-overeenkomst. Zij wordt afgesloten omwille van de persoon of de persoonlijke kwaliteiten van de tegenpartij, meestal een schuldenaar. Daarom kan ze een einde nemen in een van drie onderstaande gevallen:
(i) Ontbinding van rechtswege
Ten eerste houdt de maatschap automatisch op te bestaan in een aantal specifieke gevallen opgesomd in de wet:
-
-
- Het verstrijken van haar duurtijd;
- Het overlijden van één van de vennoten;
- De onbekwaamheid van één van de vennoten;
- Het faillissement van één van de vennoten;
- Of het kennelijk onvermogen van één van de vennoten.
-
De statuten kunnen evenwel bepalen dat de maatschap wordt voortgezet bij het overlijden van een vennoot, hetzij met de bestaande vennoten (verblijvingsbeding) hetzij met de erfgenamen of legatarissen (voortzettingsbeding).
Verder kunnen de statuten bepalen dat een vennoot zich onder bepaalde voorwaarden (vb. toestemming zaakvoerder of vergadering van vennoten) geheel of gedeeltelijk kan terugtrekken uit de maatschap. In dit geval krijgt de vennoot de waarde van de aandelen waarvoor hij zich terugtrekt (in geld of in natura) uitgekeerd. De maatschap blijft dan voortbestaan tussen de (overige) vennoten. Wordt de maatschap echter eenhoofdig tijdens haar bestaan, dan houdt zij automatisch op te bestaan.
(ii) Vrijwillige ontbinding
Ten tweede kunnen de vennoten op elk ogenblik vrijwillig beslissen om de maatschap stop te zetten. Deze beslissing wordt in principe genomen bij eenparige beslissing van alle vennoten, maar de statuten kunnen voorzien in een soepelere meerderheid (vb. gewone meerderheid). Het stopzetten van de maatschap vereist in principe geen tussenkomst van een notaris.
(iii) Eenzijdige opzegging
Iedere vennoot kan op elke ogenblik uit de maatschap stappen wanneer die voor een onbepaalde duur is aangegaan.
In de overeenkomst kan echter wel geschreven staan dat een vennoot zich onder bepaalde voorwaarden mag terugtrekken zonder dat het de ontbinding van de maatschap teweegbrengt.
(iv) Insolventie
De maatschap kan failliet worden verklaard of voorwerp zijn van de procedure van gerechtelijke reorganisatie.
Voorheen gold als principe dat enkel de vennoten van een maatschap failliet konden worden verklaard. Nu worden ook de vennoten in de insolventieprocedure van de maatschap betrokken. Is er een solvabele hoofdelijk aansprakelijke vennoot met voldoende activa om het passief van de maatschap te vereffenen, dan zal er geen sprake zijn van een faillissement.
Het faillissement van de maatschap impliceert echter niet automatisch het faillissement van de vennoten.
Het is ook mogelijk dat er tegelijkertijd verschillende insolventieprocedures lopen, bv. een faillissementsprocedure met betrekking tot de maatschap en een procedure van gerechtelijke reorganisatie met betrekking tot de veno(o)t(en).
13. Rechtbank en geschillen
De bevoegde rechtbank zal altijd de ondernemingsrechtbank zijn. De ondernemingsrechtbank is immers bevoegd voor geschillen tussen en tegen ondernemers-natuurlijke personen, rechtspersonen (behalve publiekrechtelijke rechtspersonen die geen goederen of diensten aanbiedt op een markt en overheden stricto sensu) en organisaties zonder rechtspersoon (behoudens als geen uitkeringsoogmerk en ook de facto geen uitkeringen).
Als een groepering zonder rechtspersoonlijkheid, die ingeschreven is in de KBO, in rechte treedt, dan moet zij haar identificeren door haar ondernemingsnummer, haar benaming en haar zetel. Indien in de KBO een algemeen lasthebber wordt opgenomen, kan door zijn tussenkomst de groepering zonder rechtspersoonlijkheid in rechte als eiser of verweerder optreden en in persoon verschijnen. De groepering/alle vennoten moet(en) in rechte treden met betrekking tot gezamenlijke rechten en plichten. Een vennoot kan wel individueel een vordering instelling voor zijn aandeel in het verschuldigde, stelde het Hof van Cassatie op 6 mei 2016.
Indien men een vordering tegen de maatschap wil instellen, volstaat het om één vennoot te dagvaarden.
De andere vennoten kunnen dan vrijwillig tussenkomen. Die tussenkomst kan ook opgenomen worden in de oprichtingsovereenkomst. Indien de rechter het gemeenschappelijk karakter van de schuld heeft vastgelegd, kunnen de medevennoten ten gevolge van het gezag van gewijsde de beslissing niet meer aanvechten. De vennoot die de schuld heeft voldaan, kan regres nemen op zijn medevennoten.
Steenweg Deinze 124 B
B-9810 Nazareth - Belgiƫ
+32 (0)9 384 93 39
webmaster@bebotax.com
RPR Gent afd. Gent - BTW BE 0438.569.761