Nieuwsbrief jaargang 34 # 1
Uitgebracht op : 02-11-2020Nieuwe fiscale maatregelen (niet gepubliceerde maatregelen werden aangeduid met * naast de rubriek)
A. Voor alle belastingplichtigen
1. Data indiening fiscale aangiften
Hierbij geven wij u een overzicht met de indieningdata van uw fiscale aangiftes voor het aanslagjaar 2020, inkomsten van het jaar 2019:
-
-
- aangifte personenbelasting: De aangifte werd gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 2 april 2020.
De indieningdatum voor de papieren aangifte was 30 juni 2020. Belastingplichtigen die hun belastingaangifte via Tax-on-Web indienden, kregen uitstel tot 16 juli 2020. Indien uw aangifte echter elektronisch wordt ingediend via een beroepsbeoefenaar (boekhouder - accountant) die over een geldige volmacht beschikt, mag deze aangifte ingediend worden tot 16 november 2020.
- aangifte personenbelasting: De aangifte werd gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 2 april 2020.
-
De indieningsstermijn voor de aangifte van de forfaitaire belastingplichtigen is 31 december 2020.
Voor landbouwers (gewone teelten en speciale teelten) wiens aangifte elektronisch wordt ingediend via een beroepsbeoefenaar mag deze aangifte ingediend worden tot 1 februari 2021.
-
-
- aangifte niet-inwoners: Wie in België werkt, maar hier niet permanent woont, moet een aangifte in de belasting niet-inwoners indienen. Daarvoor dient de belastingplichtige zich eerst online te registreren. De uiterste indieningdatum is 3 december 2020. Aangifte via Tax-on-Web is eveneens mogelijk.
- aangifte vennootschapsbelasting: De aangifte werd gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 29 juni 2020.
De uiterste indieningdatum voor vennootschappen afgesloten op 31 december 2019 was initieel 29 oktober 2020. De aangifte moet verplicht elektronisch worden ingediend. - aangifte niet-inwoners vennootschappen, verenigingen: De aangifte werd gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 29 juni 2020. De uiterste datum van indiening voor vennootschappen afgesloten op 31 december 2019 was initieel 29 oktober 2020.
- aangifte rechtspersonenbelasting: De aangifte werd gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 10 juli 2020.
De uiterste indieningdatum voor de aangifte in de rechtspersonenbelasting was initieel 29 oktober 2020.
De aangifte moet verplicht elektronisch worden ingediend.
-
Voor de aangiften in de vennootschapsbelasting, de rechtspersonenbelasting en de belasting van niet-inwoners vennootschappen en verenigingen werd, in een coronaformulering, voor aangiften die tussen 29 oktober 2020 en
16 november 2020 ingediend moesten worden, een bijkomend uitstel verleend tot en met 16 november 2020.
2. Onkostenvergoedingen voor binnenlandse dienstreizen
Het koninklijk besluit van 13 juli 2017 tot vaststelling van de toelagen en vergoedingen van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt (BS 19 juli 2017) wijzigt de regels voor de forfaitaire onkostenvergoedingen die gelden voor federale ambtenaren.
Deze wijziging heeft gevolgen voor de forfaitaire onkostenvergoedingen in de privésector, die gebaseerd zijn op de regels die gelden voor federale ambtenaren.
Wanneer een werknemer kosten maakt voor het werk en de werkgever betaalt deze kosten terug, dan is deze onkostenvergoeding belastingvrij. Deze vergoeding kan ook bepaald worden op een vast bedrag, op voorwaarde dat deze forfaitaire vergoeding aan ernstige normen beantwoordt.
De fiscus beschouwt traditioneel de bedragen die de overheid aan haar ambtenaren betaalt als een onkostenvergoeding als beantwoordend aan dergelijke ernstige normen.
Dit wordt door de fiscus bevestigd in haar circulaire 2020/C/67 van 15 mei 2020.
De forfaitaire onkostenvergoeding mag voor een (binnenlandse) dienstreis die ten minste zes uur maximaal 17,41 euro bedragen (geïndexeerd bedrag met ingang van 1 april 2020), met een maandelijks maximum van 16 keer het dagelijkse forfait. Een werknemer die moet overnachten tijdens zijn dienstreis kan een vergoeding krijgen van maximaal 130,57 euro (geïndexeerd bedrag met ingang van 1 april 2020).
Een dergelijke vergoeding wordt beschouwd als een terugbetaling van eigen kosten van de werkgever, die belastingvrij blijft bij de werknemer en waarvoor geen bewijsstukken nodig zijn.
Voor kosten voor buitenlandse dienstreizen is een ander regime van toepassing. Wij verwijzen hiervoor naar onze nieuwsbrief van 5 september 2018.
3. Onkostenvergoedingen voor buitenlandse dienstreizen
De FOD Buitenlandse Zaken publiceert in het Staatsblad de bedragen die het als onkostenvergoeding toekent aan zijn ambtenaren wanneer die op missie gaan naar het buitenland. De fiscus gebruikt die bedragen ook om te bepalen wat op fiscaal vlak een aanvaardbare vergoeding is voor een werknemer of bedrijfsleider die occasioneel of regelmatig dienstreizen naar het buitenland maakt, voor zover die geen deel uitmaken van hun normale, dagelijkse beroepsactiviteit.
Een dergelijke vergoeding wordt beschouwd als een terugbetaling van eigen kosten van de werkgever, die belastingvrij blijft bij de werknemer en waarvoor geen bewijsstukken nodig zijn.
Dit forfait mag niet toegepast worden voor de hotelkosten, hiervoor zijn hoe dan ook bewijsstukken noodzakelijk.
Het forfait betreft de overige kosten van een verblijf in het buitenland, zoals maaltijdkosten en transport ter plaatse.
Het verblijf in het buitenland moet minstens tien uur duren en voor meerdaagse reizen mag voor de dag van vertrek en de dag van aankomst maar de halve vergoeding worden toegekend. Voor dienstreizen die langer dan 30 dagen duren, is het forfait evenmin van toepassing.
De bedragen zijn de laatste twee jaren niet aangepast en kunnen in extenso geraadpleegd worden in het Ministerieel Besluit van 2 juli 2018 (BS 6 juli 2018). Deze bedragen zijn geldig sedert 6 juli 2018.
4. Wettelijke intrestpercentages in 2020
De wettelijke intrestvoet is het intrestpercentage dat van toepassing is in burgerlijke zaken en in bepaalde handelszaken (bv. voor een transactie tussen een handelaar en een particulier) en werd ingevoerd bij wet van 5 mei 1865 betreffende de lening tegen interest (BS 7 mei 1865), laatst gewijzigd bij programmawet van 27 december 2006 (BS 28 december 2006).
Deze wettelijke intrestvoet bedraagt met ingang van 1 januari 2020 1,75 % (mededeling van de Administratie van de Thesaurie, BS 27 januari 2020). In 2019 bedroeg deze intrest 2,00 %.
Zoals meegedeeld in onze nieuwsbrief van 10 april 2018 heeft de wet tot hervorming van de vennootschapsbelasting van 25 december 2017 (BS 29 december 2017) de wettelijke intrestvoet in fiscale zaken met ingang van 1 januari 2018 gewijzigd. Voor het kalenderjaar 2020 wordt de rentevoet vastgelegd op 4% voor nalatigheidsintresten en 2% voor moratoriuminteresten (Bericht FOD Financiën, BS 31 oktober 2019).
Handelstransacties die vallen onder de wet van 2 augustus 2002 betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransacties (BS 7 augustus 2002) vallen onder een ander intrestpercentage. Volgens deze wet is bij handelstransacties tussen ondernemingen en tussen ondernemingen en overheden een afzonderlijk interestpercentage van toepassing.
Dit percentage bedroeg voor het eerste semester van 2020 8,00 % (mededeling FOD Financiën, BS 6 februari 2020). Voor het tweede semester van 2020 bedraagt dit percentage eveneens 8,00% (mededeling FOD Financiën,
BS 24 augustus 2020).
B. Voor vennootschappen en verenigingen
1. Intresten debet rekening-courant
Indien een bedrijfsleider aan zijn vennootschap goederen of gelden onttrekt (behalve in geval van de gewone opname van loon of dividenden), wordt er een schuld gecreëerd van de bedrijfsleider aan zijn vennootschap. Deze schulden worden doorgaans geboekt op het debet van de rekening-courant.
De bedrijfsleider is dan intrest verschuldigd aan zijn vennootschap. Voor het aanslagjaar 2020 werd het percentage van deze intresten bepaald op 8,78% (K.B. 17 februari 2020, BS 21 februari 2020).
Vorig aanslagjaar bedroeg deze intrest 8,94 %.
2. Bedragen vrijwilligersvergoeding 2020
Organisaties zonder winstoogmerk (o.m. vzw’s) die werken met vrijwilligers kunnen, onder bepaalde voorwaarden,
hun vrijwilligers een forfaitaire onkostenvergoeding geven.
Voor aanslagjaar 2021 (vergoedingen van 2020) bedraagt deze maximale vergoeding € 34,71 per dag en € 1.388,40
per jaar, zo blijkt uit de circulaire 2020/C/19 van 23 januari 2020 over het betaling stelsel van de vergoedingen voor vrijwilligerswerk, 20ste addendum bij de circulaire nr. Ci.RH.241/509.803 (AAFisc Nr. 8/2003) van 5 maart 1999.
Zolang per vrijwilliger deze grenzen niet overschreden worden, zijn de vergoedingen niet belastbaar en niet onderworpen aan RSZ. Het spreekt voor zich dat deze forfaitaire onkostenvergoeding in principe niet kan worden gecombineerd met een terugbetaling van werkelijk kosten op basis van kostennota’s. Enkel een beperkte combinatie met een terugbetaling van werkelijk afgelegde kilometers is mogelijk.
Volgende categorieën kunnen genieten van een verhoogde forfaitaire kostenvergoeding tot 2.549,90 euro per jaar: sporttrainer, sportlesgever, sportcoach, jeugdsportcoördinator, sportscheidsrechter, jurylid, steward, terreinverzorger-materiaalmeester en seingever bij sportwedstrijden. Wij verwijzen hiervoor naar onze nieuwsbrief van 16 juli 2019.
3. Bedragen onbelast bijverdienen 2020
In onze nieuwsbrief van 5 september 2018 behandelden wij de inwerkingtreding van de regeling onbelast bijverdienen.
Personen die in hun vrije tijd tegen betaling klusjes doen, tot € 6.340,00 (geïndexeerd aj. 2021) per kalenderjaar,
met een maximum van € 528,33 (geïndexeerd aj. 2021) per maand, bijverdienen zonder hierop belastingen of sociale bijdragen te hoeven betalen.
Vanaf 1 januari 2019 wordt het maandelijkse inkomstenplafond verhoogd tot € 1.056,66 (geïndexeerd aj. 2021) voor volgende activiteiten (Koninklijk besluit van 24 december 2018 tot uitvoering van artikel 12, § 3, tweede lid, van de wet van 18 juli 2018 betreffende de economische relance en de versterking van de sociale cohesie, BS 10 januari 2019):
-
-
- Animator, leider, monitor of coördinator die sportinitiatie en/ of sportactiviteiten verstrekt
- Sporttrainer, sportlesgever, sportcoach, jeugdsportcoördinator, sportscheidsrechter, jurylid, steward, terreinverzorger-materiaalmeester, seingever bij sportwedstrijden.
-
Het maandbedrag voor deze activiteiten wordt verhoogd, maar het jaarlijks maximumbedrag van € 6.340,00 moet echter wel gerespecteerd worden.
Daarnaast werd ook al een aanpassing gedaan aan de lijst van activiteiten die vallen onder de regeling van onbelast verdienen. Jeugdbewegingen en de speelpleinwerking werden geschrapt en enkele andere activiteiten werden nauwkeuriger omschreven.
Het Grondwettelijk Hof heeft evenwel in haar arrest nr. 53/2020 van 23 april 2020 de wet vernietigd die onbelast bijverdienen mogelijk maakt. De regeling blijft voorlopig wel van toepassing tot 31 december 2020.
C. Voor natuurlijke personen – eenmanszaken
1. Indexatiecoëfficiënt kadastraal inkomen 2020
De indexatiecoëfficiënt van het kadastraal inkomen werd gepubliceerd in de circulaire 2020/C/18 van 22 januari 2020.
Voor het aanslagjaar 2020 bedraagt de coëfficiënt 1,8492 tegenover 1,8230 voor aanslagjaar 2019.
Deze coëfficiënt wordt gebruikt voor de berekening van de onroerende voorheffing en van het voordeel van alle aard voor de terbeschikkingstelling van een (gedeelte van een) onroerend goed.
2. Revalorisatiecoëfficiënt kadastrale inkomens gepubliceerd
Het koninklijk besluit van 15 maart 2020 (BS 23 maart 2020) publiceerde de jaarlijkse revalorisatiecoëfficiënt waarmee de belastbare waarde van een onroerend goed wordt berekend voor bedrijfsleiders die een gebouwd onroerend goed aan hun vennootschap verhuren. Deze coëfficiënt bedroeg vorig aanslagjaar 4,57.
Voor aanslagjaar 2021 (inkomsten van 2020) wordt de coëfficiënt verhoogd tot 4,60.
Wij geven u een overzicht van de coëfficiënt voor de laatste aanslagjaren.
aanslagjaar 2021 (inkomsten 2020) |
4,60 |
aanslagjaar 2020 (inkomsten 2019) |
4,57 |
aanslagjaar 2019 (inkomsten 2018) |
4,47 |
aanslagjaar 2018 (inkomsten 2017) |
4,39 |
aanslagjaar 2017 (inkomsten 2016) |
4,31 |
aanslagjaar 2016 (inkomsten 2015) |
4,23 |
aanslagjaar 2015 (inkomsten 2014) |
4,23 |
aanslagjaar 2014 (inkomsten 2013) |
4,19 |
aanslagjaar 2013 (inkomsten 2012) |
4,10 |
aanslagjaar 2012 (inkomsten 2011) |
3,97 |
aanslagjaar 2011 (inkomsten 2010) |
3,87 |
3. Aanpassing van de forfaitaire kilometervergoeding vanaf 1 juli 2020
De vergoedingen die worden toegekend aan werknemers wegens het gebruik van hun eigen auto, motorfiets of bromfiets voor beroepsmatige verplaatsingen, mogen volledig als een terugbetaling van eigen kosten van de werkgever worden aangemerkt indien zij niet meer bedragen dan de forfaitaire vergoeding die hiervoor door de staat aan zijn personeel wordt toegekend.
Sinds 1 juli 2005 is de aanpassing automatisch gekoppeld aan de evolutie van het indexcijfer. De omzendbrief nr. 683 van 12 juni 2020 van de FOD Beleid en Ondersteuning, zoals gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 24 juni 2020,
bepaalt deze forfaitaire vergoeding op € 0,3542 per kilometer voor de periode van 1 juli 2020 tot 30 juni 2021. Voor de voorafgaande periode van 1 juli 2019 tot 30 juni 2020 bedroeg deze vergoeding € 0,3653 per kilometer.
Het gaat hier om een minimale vergoeding, die kan worden toegekend zelfs als de werkelijke kost lager ligt.
Een hoger bedrag blijft evenwel mogelijk op voorwaarde dat wordt aangetoond dat het hogere bedrag overeenstemt met de werkelijke kostprijs per kilometer van het gebruikte voertuig.
4. Forfaitaire beroepskosten voor burgemeesters en schepenen
De circulaire 2018/C/40 van 28 februari 2020 betreffende de forfaitaire beroepskosten voor burgemeesters, schepenen en OCMW-voorzitters legde de forfaitaire beroepskosten die burgemeesters, schepenen en OCMW - voorzitters overeenkomstig de bepalingen van nr. 51/39 Com.IB 92 van de bezoldigingen van hun mandaat mogen aftrekken, voor de inkomstenjaren 2019 (aanslagjaar 2020) en 2020 (aanslagjaar 2021) als volgt vast:
EUR |
|
- voor een burgemeester |
7.091,15 |
- voor een schepen of een OCMW-voorzitter |
4.254,69 |
5. Verhoging sociale bijdragen niet langer fiscaal aftrekbaar
Het sociaal verzekeringsfonds kan in een aantal gevallen een wettelijke verhoging in rekening brengen op de sociale bijdragen van zelfstandigen. Dit gebeurt bijvoorbeeld wanneer bijdragen niet tijdig werden betaald of indien een zelfstandige ten onrechte verminderde voorlopige bijdragen betaalde.
Deze verhogingen werden tot aanslagjaar 2020 (inkomsten van 2019) beschouwd als beroepskosten die fiscaal aftrekbaar waren.
Met ingang van aanslagjaar 2021 (inkomsten van 2020) zijn deze wettelijke verhogingen niet langer als beroepskost aftrekbaar.
De regeling geldt voor alle verhogingen en kosten die de zelfstandige vanaf 2020 dient te betalen, zelfs als ze slaan op sociale bijdragen van voor 2020. De gewone sociale bijdragen blijven uiteraard verder aftrekbaar.
6. Duolegaat verdwijnt
Met de techniek van het duolegaat kan men erfbelasting besparen en een liefdadigheidsinstelling steunen.
Bij gebruikmaking van deze techniek maakt de erflater twee legaten: een legaat aan een familielied, vriend of verwant en een legaat aan een goed doel. Aan het goede doel wordt de last opgelegd om de erfbelasting over het andere legaat te betalen. Aangezien het goede doel tegen een lager tarief in de erfbelasting wordt belast, blijft er netto meer over voor de andere legataris. Wij verwijzen hiervoor naar onze online actualiteit van 6 november 2015. In de praktijk werd het voordeel van de legataris meestal gemaximaliseerd terwijl het voordeel voor het goede doel zo beperkt mogelijk werd gehouden.
De Vlaamse regering keurde op 18 september 2020 een voorontwerp van decreet goed, waardoor de techniek van het duolegaat niet langer interessant zal zijn voor successieplanning. De techniek wordt op zich niet afgeschaft, maar zal niet langer een fiscaal voordeel opleveren voor de uiteindelijke legataris.
De nieuwe regeling zou ingaan voor overlijdens vanaf 1 juli 2021.
Hetzelfde voorontwerp voorziet nog in andere wijzigingen.
Zo wordt het mogelijk om een deel van het vermogen na te laten (bij testament of via schenking) aan goede doelen tegen een tarief van 0 %.
Daarnaast zou er een vermindering van erfbelasting komen voor legaten aan vrienden of verre familieleden tot een maximumbedrag van € 15.000,00 en tegen een tarief van 3 %. Dit legaat zou wel moeten gebeuren bij testament opgemaakt voor de notaris.
7. Verdachte periode bij schenking van drie naar vier jaar
Onder de huidige regeling hoeft een schenker van een geldsom of andere roerende goederen geen schenkbelasting te betalen bij een niet-geregistreerde schenking (bv. een hand – of bankgift). Als de schenker evenwel binnen de drie jaar na de schenking overlijdt, zijn de begunstigden van de schenking toch erfbelasting verschuldigd.
In het voorontwerp van decreet van de Vlaamse regering van 18 september 2020 zou deze termijn van drie jaar worden verlengd tot vier jaar.
Ook hier zou de regeling ingaan voor schenkingen die zijn gedaan vanaf 1 juli 2021.
8. Schenking voor buitenlandse notaris
Op een schenking gedaan voor een Belgische notaris is schenkbelasting verschuldigd. Voor roerende goederen bedragen die in Vlaanderen 3 % (in rechte lijn en tussen echtgenoten) of 7 % (aan andere personen).
Om deze schenkingsrechten te vermijden kiezen Belgen er regelmatig voor om naar een Nederlandse notaris te trekken. Dergelijke roerende schenkingen ondergaan namelijk geen schenkbelasting, noch in België, noch in Nederland.
Bovendien geeft een schenking voor een Nederlandse notaris een vaste datum aan de schenking en kan men bepaalde voorwaarden aan de schenking verbinden, wat met een handgift of bankgift niet mogelijk is.
Het wetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten met het oog op de verplichte registratie van buitenlandse notariële akten van 17 juni 2020 (Parl. St. Kamer 2019-20, nr. 55K1357/001) wil aan deze praktijk een einde maken.
Het voorstel voorziet dat de nieuwe regeling in werking zou treden tien dagen na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.
9. Neerlegging jaarrekening in de officiële taal van een EU-lidstaat
Overeenkomstig de Belgische taalwetgeving zijn vennootschappen verplicht om hun jaarrekening en alle bijhorende stukken neer te leggen in een van de officiële talen van het gewest waar de vennootschap is gevestigd.
Voor het Vlaams Gewest is dat het Nederlands, voor het Waals Gewest het Frans. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest heeft men de keuze tussen het Nederlands en het Frans, maar dient men consequent te zijn bij de keuze.
Voortaan is het evenwel mogelijk om, aanvullend, een vertaling in een andere officiële taal van de Europese Unie neer te leggen.
De Commissie voor Boekhoudkundige Normen stelt op haar website een officieuze vertaling in het Engels van de verschillende modellen ter beschikking. U vindt de modellen via de volgende link:
https://www.cbn-cnc.be/nl/engelstalige-modellen-jaarrekening-versie-2020
Steenweg Deinze 124 B
B-9810 Nazareth - Belgiƫ
+32 (0)9 384 93 39
webmaster@bebotax.com
RPR Gent afd. Gent - BTW BE 0438.569.761