Nieuwsbrief Jaargang 31 # 3
Uitgebracht op : 28-12-2017Zomerakkoord en nieuwe fiscale maatregelen (niet gepubliceerde maatregelen werden aangeduid met * naast de rubriek)
In de loop van het najaar werden de nieuwe fiscale maatregelen ten gevolge van het Zomerakkoord bekend.
Deze maatregelen zijn grotendeels opgenomen in het wetsontwerp van 11 december 2017 betreffende de economische relance en de versterking van de sociale cohesie (Parl. St. Kamer 2017-18, nr. 54K2839001). Vooral de hervorming inzake vennootschapsbelasting springt hier in het oog. De invoering gebeurt in drie fasen (vanaf aanslagjaar 2019, 2020 en 2021). Wij geven u een overzicht van de belangrijkste fiscale maatregelen.
Deze maatregelen werden tot op heden echter nog niet in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd, waarvoor wij dan ook nog het nodige voorbehoud maken.
A. Voor alle belastingplichtigen
1. Onkostenvergoedingen voor buitenlandse dienstreizen
De FOD Buitenlandse Zaken heeft, zoals elk jaar, in het Staatsblad de bedragen gepubliceerd die het als onkostenvergoeding toekent aan zijn ambtenaren wanneer die op missie gaan naar het buitenland. De fiscus gebruikt die bedragen ook om te bepalen wat op fiscaal vlak een aanvaardbare vergoeding is voor een werknemer of bedrijfsleider die occasioneel of regelmatig dienstreizen naar het buitenland maakt, voor zover die geen deel uitmaken van hun normale, dagelijkse beroepsactiviteit.
Een dergelijke vergoeding wordt beschouwd als een terugbetaling van eigen kosten van de werkgever, die belastingvrij blijft bij de werknemer en waarvoor geen bewijsstukken nodig zijn.
Dit forfait mag niet toegepast worden voor de hotelkosten, hiervoor zijn hoe dan ook bewijsstukken noodzakelijk.
Het forfait betreft de overige kosten van een verblijf in het buitenland, zoals maaltijdkosten en transport ter plaatse.
Het verblijf in het buitenland moet minstens tien uur duren en voor meerdaagse reizen mag voor de dag van vertrek en de dag van aankomst maar de halve vergoeding worden toegekend. Voor dienstreizen die langer dan 30 dagen duren,
is het forfait evenmin van toepassing.
De bedragen kunnen in extenso geraadpleegd worden in het Ministerieel Besluit van 15 september 2017
(BS 3 oktober 2017). De bedragen zijn geldig vanaf 1 oktober 2017.
2. Btw-aftrek en factuurvermeldingen
In onze online actualiteit van 5 november 2016 deelden wij mee dat het Europees Hof van Justitie in een aantal arresten oordeelde dat de btw-aftrek niet louter kan worden geweigerd op grond van het feit dat de belastingplichtige in het bezit is van een factuur die niet aan alle wettelijke voorwaarden voldoet. De aftrek moet worden toegestaan zodra de materiële voorwaarden daartoe zijn vervuld en dat kan de belastingplichtige eventueel ook op andere manieren bewijzen.
In de circulaire 2017/C/64 betreffende de factuur, voorwaarde voor het uitoefenen van het recht op aftrek inzake btw van 12 oktober 2017 sluit de fiscale administratie zich nu aan bij het standpunt van het Europees Hof van Justitie.
De circulaire spreekt in dit kader over het ‘substance over form’-principe.
Indien een factuur gebreken vertoont, kan de fiscus niet langer zonder meer de btw-aftrek verwerpen, maar zal zij de belastingplichtige de gelegenheid moeten geven om een gecorrigeerde factuur op te stellen of om aanvullende bewijskrachtige stukken voor te leggen. Dit dient evenwel te gebeuren voor de beëindiging van de belastingcontrole.
Opgelet: Deze circulaire doet geen afbreuk aan het belang van het opstellen van een conforme factuur.
Een conforme factuur blijft het uitgangspunt. Wij verwijzen hiervoor trouwens naar de documentatie op onze website,
met een overzicht van de verplichte factuurvermeldingen en een factuurvoorbeeld.
Bovendien kan de fiscus bij niet-conforme factuur nog steeds een boete opleggen (onafhankelijk van de vraag of de
btw-aftrek al dan niet kan worden toegestaan).
3. Aftrekbeperking boetes*
In het kader van de hervorming van de vennootschapsbelasting worden in de toekomst alle administratieve boeten opgelegd door overheden, ook indien zij geen strafrechtelijk karakter hebben of slaan op een aftrekbare belasting,
niet aftrekbaar. Het gaat dan o.m. over proportionele btw-boeten, boeten inzake registratierechten, onroerende voorheffing of bedrijfsvoorheffing, verhogingen van sociale bijdragen of gemeentelijke administratieve sancties. Vergoedingen die aan te merken zijn als retributies (bv. parkeerretributies) blijven aftrekbaar.
Deze wijziging, die ingaat vanaf 1 januari 2020, zal ook gelden in de personenbelasting.
B. Voor vennootschappen en verenigingen
1. Hervorming vennootschapsbelasting: tarieven*
De hervorming van de vennootschapsbelasting bevat o.m. een tariefverlaging. Het oude nominale tarief bedroeg 33 %, waarbij voor kleine vennootschappen met een belastbaar inkomen beneden de € 322.500,00 een verlaagd opklimmend tarief gold. De vennootschapsbelasting werd verhoogd met een aanvullende crisisbijdrage ten belope van 3 %.
In de nieuwe regeling wordt het nominale tarief van de vennootschapsbelasting verlaagd, tot 29 % vanaf 2018 en tot 25 % vanaf 2020. Voor kleine vennootschappen (dit betekent voortaan klein in de zin van artikel 15, § 1-6) W.Venn.) is er een verlaagd tarief van 20 % op de eerste schijf van belastbare inkomsten tot € 100.000,00. Ook de uitsluiting van het verlaagd tarief ingeval de vennootschap meer dan 13 % van het werkelijk gestort kapitaal bij het begin van het belastbare tijdperk uitkeerde, werd geschrapt.
De aanvullende crisisbijdrage wordt verlaagd tot 2 % in 2018 en vanaf 2020 afgeschaft.
2. Hervorming vennootschapsbelasting: notionele intrestaftrek*
In het kader van de hervorming blijft de notionele intrestaftrek bestaan, doch in een ingeperkte vorm.
Met ingang van aanslagjaar 2019 zal het in aanmerking te nemen risicokapitaal en de bijhorende aftrek niet langer worden bepaald op basis van het totale bedrag van het eigen vermogen, maar op basis van de aangroei van het eigen vermogen ten opzichte van het voortschrijdend gemiddelde van de vijf voorbije jaren.
Het tarief van de notionele intrestaftrek voor aanslagjaar 2019 (boekhoudingen afgesloten op 31 december 2018 of in 2019 voor 31 december) kan ook reeds worden berekend en bedraagt 0,746 %. Voor kleine vennootschappen bedraagt het tarief 1,246 %.
Voor het vorig aanslagjaar bedroeg het tarief inzake notionele intrestaftrek 0,237 %
(0,737% voor kleine vennootschappen).
3. Hervorming vennootschapsbelasting: minimum belastbare basis*
In het kader van de hervorming wordt er met ingang van aanslagjaar 2019 een beperking ingevoerd op de overgedragen aftrek van de definitief belaste inkomsten (DBI), de overgedragen aftrek voor innovatie-inkomsten, de overgedragen beroepsverliezen, de overgedragen aftrek voor risicokapitaal (notionele intrestaftrek) en de hervormde aftrek voor risicokapitaal.
Deze aftrekposten worden voortaan beperkt tot een bepaalde “korf”. Deze korf bedraagt € 1.000.000,00 vermeerderd met 70 % van de resterende winst die deze € 1.000.000,00 overstijgt.
Kleine vennootschappen zijn, voor de overgedragen verliezen, gedurende de eerste vier belastbare tijdperken vanaf hun oprichting niet onderworpen aan deze beperking.
4. Hervorming vennootschapsbelasting: bestrijding van vervennootschappelijking*
Kleine vennootschappen kunnen slechts genieten van het verminderd tarief in de vennootschapsbelasting indien minstens een bedrijfsleider een minimumbezoldiging ontvangt. Tot 31 december 2017 bedroeg deze minimumbezoldiging (bruto)
€ 36.000,00. In het kader van de hervorming wordt de minimumbezoldiging met ingang van 1 januari 2018 op € 45.000,00 gebracht. Indien het belastbaar inkomen van de vennootschap minder bedraagt dan € 45.000,00 moet minstens het belastbaar inkomen worden uitgekeerd als bezoldiging.
Verder voorziet een nieuw artikel 219quinquies WIB 1992 in een afzonderlijke aanslag indien de bezoldiging minder bedraagt dan het minimumbedrag. De afzonderlijke aanslag zal worden gevestigd op het tekort en bedraagt 5 % voor de aanslagjaren 2019 en 2020 en 10 % vanaf aanslagjaar 2021. De aanslag is fiscaal aftrekbaar.
De afzonderlijke aanslag is niet van toepassing op kleine vennootschappen gedurende de eerste vier belastbare tijdperken na de oprichting. In geval van verbonden vennootschappen met dezelfde bedrijfsleider wordt het totaal van de aan deze bedrijfsleider gestorte bezoldigingen in aanmerking genomen. Het totaal van de minimumbezoldiging bedraagt dan evenwel € 75.000,00.
5. Hervorming vennootschapsbelasting: voorafbetalingen*
In onze nieuwsbrief van 31 december 2016 berichtten wij u reeds over de verstrenging van de voorafbetalingsregeling.
De nieuwe hervorming vennootschapsbelasting voorziet verder in maatregelen om belastingplichtige vennootschappen aan te moedigen hun belastingen via voorafbetalingen te betalen tijdens hetzelfde belastbare tijdperk waarin ze hun inkomsten hebben verworven.
Hierdoor wordt de basisrentevoet bij de berekening van de vermeerdering bij onvoldoende voorafbetalingen verhoogd van minstens 1 % naar minstens 3 %. Bovendien wordt de bepaling van artikel 163 W.I.B., waarbij een vermeerdering niet wordt opgelegd indien een minimumbedrag niet werd overgeschreden, voor de vennootschappen geschrapt.
Kleine vennootschappen blijven gedurende de eerste drie boekjaren uitgesloten van de vermeerdering.
6. Hervorming vennootschapsbelasting: afschaffing vrijstellingen*
In het kader van de hervorming van de vennootschapsbelasting worden de volgende vrijstellingen afgeschaft:
-
-
- 120 % aftrek van elektrische voertuigen (wordt 100 %) (vanaf aanslagjaar 2021).
- 120 % aftrek van kosten van door de werkgever georganiseerd gemeenschappelijk woon-werkverkeer
(vanaf aanslagjaar 2021). - Investeringsreserve (vanaf aanslagjaar 2019). Bestaande reserves blijven bestaan.
- meerwaarden op ongebouwde onroerende goederen door vennootschappen voor huisvesting
(vanaf aanslagjaar 2021). - Vrijstelling voor aanvullend personeel (vanaf aanslagjaar 2021).
- Vrijstelling voor bijkomend personeel (vanaf aanslagjaar 2021).
- Vrijstelling voor 40 % van het loon van stagiairs (vanaf aanslagjaar 2021).
-
7. Hervorming vennootschapsbelasting: moratorium – en nalatigheidsintresten*
Nalatigheidsintresten zijn verschuldigd door de belastingschuldigen die hun belastingen niet tijdig betalen. Moratoriumintresten zijn verschuldigd door de Staat die belastingen moet terugbetalen. Momenteel is de wettelijke intrestvoet in fiscale zaken 7 %. Wij verwijzen hiervoor naar onze nieuwsbrief van 14 april 2017.
In het kader van de hervorming wordt deze rentevoet een stuk verlaagd. De rentevoet wordt voortaan gekoppeld aan de OLO-rente op 10 jaar, met een minimum van 4 % voor nalatigheidsintresten en 2 % voor moratoriumintresten.
Dit zijn voor het komende jaar ook de effectieve tarieven.
Bovendien zullen de moratoriumintresten niet meer automatisch beginnen te lopen. De belastingplichtige moet hiervoor de fiscus expliciet in gebreke stellen. Moratoriumintresten zullen evenmin verschuldigd zijn indien de belastingplichtige niet geïdentificeerd of gelokaliseerd kan worden.
8. Hervorming vennootschapsbelasting: sanctie bij niet-aangifte*
De sanctie bij niet-aangifte in de vennootschapsbelasting wordt verhoogd. Artikel 182 KB/WIB 1992 voorziet momenteel in een forfaitaire minimumwinst van € 19.000,00 in geval van niet-aangifte. Deze forfaitaire minimumwinst wordt vanaf aanslagjaar 2019 verhoogd tot € 34.000,00 en vanaf aanslagjaar 2021 tot € 40.000,00.
Bovendien wordt de sanctie verder verhoogd met respectievelijk 25 %, 50 %, 100 % en 200 % in geval van een tweede, derde, vierde en volgende inbreuk (te bepalen via koninklijk besluit).
9. Hervorming vennootschapsbelasting: belastingsupplementen bij controle*
De verhoging van de belastbare basis na een fiscale controle zal deel uitmaken van de minimum belastbare basis.
Dit betekent dat er effectief belasting zal moeten worden betaald indien een fiscale controle de belastbare basis verhoogt, aangezien op dit bestanddeel geen verrekeningen kunnen gebeuren met overgedragen verliezen of andere overgedragen componenten (met uitzondering van de DBI-aftrek van het jaar zelf).
Deze regeling is enkel van toepassing indien er effectief een belastingverhoging van 10 % wordt toegepast. Als een belastingverhoging van 10 % van toepassing is, maar niet wordt toegepast in geval van een eerste overtreding
(bv. bij ontbreken van kwade trouw) kan er wel een verrekening gebeuren.
10. Hervorming vennootschapsbelasting: aanslag geheime commissielonen*
In onze nieuwsbrief van 29 december 2014 en onze nieuwsbrief van 15 juli 2015 deelden wij u reeds mee dat de regeling inzake geheime commissielonen ingrijpend werd gewijzigd.
Het gaat over de bijzondere aanslag in de vennootschapsbelasting die de fiscus kan opleggen als er bezoldigingen, commissielonen, voordelen van alle aard of andere vergoedingen werden toegekend zonder dat daarvoor de fiscale fiches werden opgemaakt of indien de fiscus verdoken meerwinsten ontdekte.
Zo werd het tarief drastisch verlaagd, nl. van 300 % naar 100 %. Het tarief werd verder verlaagd tot 50 % indien de verkrijger van de voordelen en vergoedingen een rechtspersoon is of indien de verdoken meerwinst spontaan terug wordt opgenomen in de boekhouding.
Met ingang van 1 januari 2020 wordt het tarief van 50 % van de aanslag geheime commissielonen in het geval van vrijwillige opname van verdoken meerwinsten in de boekhouding geschrapt. Dit hoort namelijk thuis in de fiscale regularisatie, waar de tarieven strenger zijn. Wij verwijzen voor de tarieven naar onze nieuwsbrief van 31 december 2016.
Ten gevolge van de aftrekbeperking van de boeten (zie boven) zal deze aanslag geheime commissielonen trouwens niet langer een aftrekbare kost zijn.
11. Hervorming vennootschapsbelasting: meerwaarden op aandelen*
Het 0,40 %-tarief op meerwaarden op aandelen die worden gerealiseerd door grote vennootschappen wordt met ingang van aanslagjaar 2019 afgeschaft.
Tegelijkertijd worden de vrijstellingsvoorwaarden voor verwezenlijkte meerwaarden voor aandelen afgestemd op de voorwaarden voor de DBI-aftrek. Dit betekent dat het moet gaan om een minimale participatie van 10 % of € 2.500.000,00 en dat de aandelen ten minste een jaar moeten worden aangehouden. Daarnaast blijft ook de taxatievoorwaarde van toepassing. De vrijstelling geldt dus niet voor aandelen van vennootschappen die gevestigd zijn in landen waar ze niet belast worden of waar ze aan een aanzienlijk gunstiger fiscaal regime dan in België onderworpen zijn.
Indien niet aan de voorwaarden is voldaan, ondergaan de meerwaarden het gewone tarief van de vennootschapsbelasting.
12. Hervorming vennootschapsbelasting: kapitaalvermindering*
Een kapitaalvermindering wordt vanaf 1 januari 2018 pro rata aangerekend op het gestort kapitaal (met vrijstelling van roerende voorheffing) en anderzijds op de belaste reserves, al dan niet geïncorporeerd in het kapitaal en de in het kapitaal geïncorporeerde vrijgestelde reserves (met toepassing van de roerende voorheffing). De vrijheid van de vennootschap om zelf te kiezen uit welk bestanddeel van het eigen vermogen de uitkering gebeurde, wordt dus opgeheven.
Niet-uitkeerbare reserves (zoals de wettelijke reserve) worden uit de berekening geweerd.
De gewijzigde regeling geldt niet voor terugbetalingen van vastgeklikt kapitaal (art. 537 WIB 1992).
De overgangsregeling voor liquidatieboni blijft bij voorrang gelden. Voor deze regeling verwijzen wij naar onze nieuwsbrief van 12 juli 2013 en onze nieuwsbrief van 9 april 2013.
Ook de regeling met betrekking tot de liquidatiereserve blijft gelden. Voor deze regeling verwijzen wij naar onze nieuwsbrief van 8 april 2015 en onze nieuwsbrief van 29 december 2014.
13. Hervorming vennootschapsbelasting: autokosten*
In het kader van de hervorming van de vennootschapsbelasting komt er ook een hervorming van de autokosten.
De aftrekbaarheid van autokosten (andere dan brandstof) in de vennootschapsbelasting hangt sedert een aantal jaren af van de CO2-uitstoot van de wagen.
In een eerste fase (met ingang van 1 januari 2018) wordt de aftrekbaarheidsregeling in de vennootschapsbelasting en de personenbelasting gelijkgetrokken. Ook in de personenbelasting zal de aftrekbaarheid voortaan afhangen van de
CO2-uitstoot.
Met ingang van aanslagjaar 2021 worden de regels verstrakt. De vaste aftrekpercentages per schijf worden vervangen door een percentage dat wordt bepaald met de formule:
120 % - (0,5 % x coëfficiënt x CO2-uitstoot)
De coëfficiënt hangt af van de brandstof en bedraagt 1 voor een dieselmotor, 0,95 voor een benzinemotor (of LPG) en 0,90 voor aardgas. Het resultaat van de formule mag maximaal 100 % bedragen en mag niet lager liggen dan 50 %.
Bij wagens met een uitstoot van meer dan 200 gram bedraagt het aftrekbaarheidspercentage 40 %. Door deze wijziging zal de aftrek van autokosten verder worden beperkt.
Verder zal ook de aftrekbaarheid van de brandstofkosten onderworpen worden aan het percentage berekend op basis van de CO2-uitstoot (en niet langer 75 % bedragen).
14. Hervorming vennootschapsbelasting: investeringsaftrek*
De investeringsaftrek voor KMO’s van 8 % wordt verhoogd naar 20 % voor investeringen die worden gedaan tussen
1 januari 2018 en 31 december 2019. Voor de tarieven inzake investeringsaftrek verwijzen wij naar onze nieuwsbrief van 7 juli 2017.
15. Hervorming vennootschapsbelasting: overige maatregelen vanaf aanslagjaar 2019*
-
-
- De aftrek definitief belaste inkomsten wordt vanaf 2018 verhoogd van 95 % naar 100 %.
- Investeringen in groeibedrijven worden fiscaal aantrekkelijker gemaakt.
- De vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing voor wetenschappelijk onderzoek wordt uitgebreid naar een aantal bachelordiploma’s.
- Doorgerekende autokosten zijn voor 100 % aftrekbaar bij degene die doorrekent op voorwaarde dat deze kosten uitdrukkelijk en afzonderlijk op de factuur zijn vermeld. De beperking van de aftrek gebeurt bij degene aan wie de kosten worden doorgerekend.
- De aftrekbeperking van autokosten is niet van toepassing voor garagehouders en verhuurbedrijven indien de auto’s uitsluitend worden verhuurd aan derden. De aftrek zal moeten worden beperkt door de eindgebruiker.
- Vooruitbetaalde kosten zijn niet langer integraal aftrekbaar in het jaar van hun vooruitbetaling, maar enkel voor het gedeelte dat betrekking heeft op het jaar zelf.
- Fiscale voorzieningen voor risico’s en kosten die niet voorzien zijn door andere contractuele, wettelijke of reglementaire bepalingen zijn fiscaal niet meer vrijstelbaar. Terugname van voorzieningen wordt belast aan het nominale tarief dat van toepassing was op het moment dat de voorziening werd aangelegd.
- Verwezenlijkte meerwaarden die niet meteen in de belastbare winst werden opgenomen om deze gespreid te laten belasten, maar die vervolgens belastbaar worden wegens niet-herbelegging, worden voortaan belast tegen het nominale tarief dat van toepassing was op het moment dat de meerwaarde verwezenlijkt werd. Hetzelfde geldt voor meerwaarden die spontaan belastbaar worden gesteld voor het verstrijken van de herbeleggingstermijn.
Bovendien zullen nalatigheidsintresten verschuldigd zijn. - Beperking van DBI-overschotten bij reorganisaties conform overgedragen verliezen.
- Door de tariefverlaging inzake vennootschapsbelasting daalt het rendement van het tax shelter voor audiovisuele werken of podiumkunsten.
-
16. Hervorming vennootschapsbelasting: overige maatregelen vanaf aanslagjaar 2020*
-
-
- Fiscale consolidatie van groepsverliezen.
- Verruiming van het begrip vaste inrichting.
- Verrekening van verliezen van buitenlandse inrichtingen waarvan de winst bij verdrag wordt vrijgesteld in België zal in België enkel nog mogelijk zijn voor zover ze definitief zijn en geleden zijn in de Europese Economische Ruimte.
- Een aantal internationale hybride mismatches (zijnde dubbele aftrek of aftrek zonder corresponderende belasting) die ontstaan tussen verbonden ondernemingen of als gevolg van een regeling die opzettelijk rekening houdt met deze mismatch wordt vermeden.
- Invoering CFC-regeling (controlled foreign company), waarbij België de niet-uitgekeerde winst van een CFC-entiteit belast uit kunstmatige constructies die als wezenlijk doel hebben belastingvoordelen te verkrijgen.
Een constructie (of reeks constructies) wordt als kunstmatig beschouwd in de mate dat activa en risico’s naar een buitenlandse CFC werden geleid (die dan ook de inkomsten krijgt), terwijl de belangrijkste beslissingen over deze activa en risico’s nog steeds in België worden genomen. - Exittaks bij een overdracht van een Belgische vennootschap aan een vaste inrichting in het buitenland.
-
17. Hervorming vennootschapsbelasting: overige maatregelen vanaf aanslagjaar 2021*
-
-
- Beperking van de aftrekbaarheid van de intresten op vreemd vermogen.
- Het in resultaat nemen van een disconto voor schulden met betrekking tot niet-afschrijfbare activa is niet langer aftrekbaar.
- Vennootschappen die beschikken over vrijgestelde reserves zullen in 2020 en 2021 aangezet worden om deze reserves over te zetten in gewone belaste reserves tegen een verlaagd tarief. Enkel reserves die bestonden voor belastbare tijdperken die afsluiten voor 1 januari 2017 komen hiervoor in aanmerking.
- Het criterium “marktrente” als maximale intrestvergoeding voor een credit R/C wordt vervangen door een rentevoet.
- Het degressieve afschrijvingsregime in de vennootschapsbelasting wordt geschrapt.
- Ook kleine vennootschappen moeten in het jaar van de investering pro rata temporis afschrijven.
-
18. Nieuwe antiwitwaswet en register van uiteindelijk begunstigden
De wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten (BS 6 oktober 2017) voorziet o.m. in de oprichting in de schoot van de Federale Overheidsdienst Financiën van een centraal register van uiteindelijk begunstigden van vennootschappen en andere juridische entiteiten, genaamd UBO-register (ultimate beneficial owners register).
Aan in België opgerichte vennootschappen, trusts, stichtingen, (internationale) verenigingen zonder winstoogmerk en juridische entiteiten die vergelijkbaar zijn met trusts en fiducieën (te bepalen bij ministerieel besluit) wordt de verplichting opgelegd om informatie over hun uiteindelijk begunstigden te verkrijgen, te bewaren en ter beschikking te stellen van het UBO-register.
De inhoud van de te verzamelen informatie zal worden vastgelegd bij koninklijk besluit. Te verwachten is dat het zal gaan om de identificatiegegevens van de persoon (naam, rijksregisternummer, identiteit) en specificering van het belang dat deze persoon aanhoudt. De wijze waarop de informatie zal worden ingezameld zal eveneens vastgelegd worden bij koninklijk besluit.
Naar verwachting zal het register operationeel zijn vanaf juni 2018.
C. Voor natuurlijke personen – eenmanszaken
1. Nieuwe bedragen voordelen van alle aard pc, tablet en smartphone
Het koninklijk besluit van 2 november 2017 (BS 13 november 2017) wijzigt met ingang van 1 januari 2018 de forfaitaire waardering van het voordeel van alle aard voor het persoonlijk gebruik van een kosteloos ter beschikking gestelde pc en internetaansluiting en voert een aantal nieuwe forfaitaire waarderingen in een aantal nieuwe gevallen in.
Met ingang van 1 januari 2018 wordt het forfaitaire jaarvoordeel van alle aard als volgt bepaald:
voor een kosteloos ter beschikking gestelde pc of laptop: | € 72,00 |
voor een kosteloos ter beschikking gesteld tablet of mobiele telefoon: | € 36,00 |
voor een kosteloos ter beschikking gestelde internetaansluiting: | € 60,00 |
voor een kosteloos ter beschikking gesteld vast of mobiel telefoonabonnement: | € 48,00 |
De circulaire 2017/C/82 van 13 december 2017 legt hiervoor verdere modaliteiten vast. De forfaits gelden per toestel.
Wie meerdere van deze voordelen krijgt, moet ze optellen.
2. Stopzettingsmeerwaarden*
Stopzettingsmeerwaarden worden momenteel als volgt belast:
-
-
- meerwaarden op materiële vaste activa: 16,5 % (art. 171,4°, a WIB 1992)
- meerwaarden op immaterieel vast acief, in de mate dat ze niet meer bedragen dan de som van de gezamenlijk belaste winst en baten van de vier vorige jaren: 16,5 % (art. 171, 4°, b WIB 1992), anders progressief tarief
- meerwaarden op financiële vaste activa en aandelen, in zoverre het belastbare bedrag hoger is dat het bedrag van de vroeger aanvaarde waardeverminderingen: 16,5 % (art. 171, 4°, a en 173 WIB 1992), anders progressief tarief
- meerwaarden op voorraden, bestellingen in uitvoering, handelsvorderingen …: progressief tarief.
-
Met ingang van aanslagjaar 2019 komt een uniform tarief van 10 % in geval van stopzetting van een eenmanszaak vanaf de leeftijd van 60, wegens overlijden of wegens gedwongen definitieve stopzetting. Het tarief van 10 % geldt ook voor stopzettingsmeerwaarden op voorraden en handelsvorderingen, doch geldt niet voor het gedeelte van de stopzettingsmeerwaarde op immateriële vaste activa dat de 4x4-grens overschrijdt. Voor financiële activa en aandelen is de 10 % enkel van toepassing in zoverre het belastbare bedrag hoger is dan het totale bedrag van de minderwaarden die er vroeger op aangenomen zijn.
3. Halvering fiscale vrijstelling spaarboekje en nieuwe vrijstelling dividenden
De programmawet van 25 december 2017 (BS 29 december 2017) halveert met ingang van 1 januari 2018 de fiscale vrijstelling voor interesten van spaarboekjes (nieuw basisbedrag € 625,00).
Daarnaast wordt een nieuwe vrijstelling ingevoerd voor de eerste schijf van € 416,50 (basisbedrag, te indexeren) voor dividenden van aandelen van bedrijven, met uitzondering van dividenden uitgekeerd door of door tussenkomst van juridische constructies, door instellingen voor collectieve belegging of door tussenkomst van gemeenschappelijke beleggingsfondsen. Deze vrijstelling wordt niet verrekend in de roerende voorheffing, maar zal door de belastingplichtige in de aangifte personenbelasting moeten worden gevraagd.
4. Revalorisatiecoëfficiënt kadastrale inkomens gepubliceerd
Het koninklijk besluit van 18 juli 2017 (BS 4 augustus 2017) publiceerde de jaarlijkse revalorisatiecoëfficiënt waarmee de belastbare waarde van een onroerend goed wordt berekend voor bedrijfsleiders die een gebouwd onroerend goed aan hun vennootschap verhuren. Deze coëfficiënt bedroeg vorig aanslagjaar 4,31.
Voor aanslagjaar 2018 (inkomsten van 2017) wordt de coëfficiënt verhoogd tot 4,39.
Wij geven u een overzicht van de coëfficiënt voor de laatste aanslagjaren.
aanslagjaar 2018 (inkomsten 2017) |
4,39 |
aanslagjaar 2017 (inkomsten 2016) |
4,31 |
aanslagjaar 2016 (inkomsten 2015) |
4,23 |
aanslagjaar 2015 (inkomsten 2014) |
4,23 |
aanslagjaar 2014 (inkomsten 2013) |
4,19 |
aanslagjaar 2013 (inkomsten 2012) |
4,10 |
aanslagjaar 2012 (inkomsten 2011) |
3,97 |
aanslagjaar 2011 (inkomsten 2010) |
3,87 |
5. Autokosten*
Waar in de vennootschapsbelasting de aftrekbaarheid van autokosten reeds een aantal jaren gekoppeld is aan de
CO2-uitstoot van de wagen gold in de personenbelasting tot nog toe een algemene aftrekbeperking van 75 %.
In het kader van de hervorming van de vennootschapsbelasting wordt ook in de personenbelasting met ingang van 1 januari 2018 de aftrekbaarheid gekoppeld aan de CO2-uitstoot van de wagen.
Voor wagens waarvoor voor 1 januari 2018 een bestelbon getekend is of een leasingcontract gesloten is,
geldt een overgangsregeling. Deze wagens vallen niet onder de nieuwe regeling, tenzij deze voordeliger zou zijn.
6. Verhoging taks op de beursverrichtingen
De programmawet van 25 december 2017 (BS 29 december 2017) verhoogde met ingang van 1 januari 2018 een aantal tarieven voor de taks op de beursverrichtingen.
De taks op de beursverrichtingen is een taks die beleggers betalen bij aankoop en verkoop van aandelen, obligaties, certificaten, gereglementeerde vastgoedvennootschap, beleggingsfonds.
Het 0,09 %-tarief wordt verhoogd tot 0,12 %.
Het 0,27 %-tarief wordt verhoogd tot 0,35 %.
7. Taks op de effectenrekeningen*
In de kamer werd op 11 december 2017 het wetsontwerp houdende invoering van een taks op de effectenrekeningen neergelegd (Parl. St. Kamer 2017-18, nr. 54K2837001).
Deze wet heeft tot bedoeling om met ingang van 1 januari 2018 een taks op effectenrekeningen in te voeren die gehouden worden door natuurlijke personen, wiens aandeel in de effectenrekening een gemiddelde waarde heeft van € 500.000,00 of meer.
De regelgeving werd nog niet in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd en is dus onder voorbehoud.
8. Fietsvergoeding uitgebreid naar elektrische fiets
Een kilometervergoeding van maximaal € 0,145 (basisbedrag, € 0,23 geïndexeerd aanslagjaar 2018) per kilometer die wordt toegekend voor woon-werkverkeer met de fiets wordt overeenkomstig artikel 38, § 1, 14° WIB 1992 als een vrijgesteld sociaal voordeel beschouwd. Hetzelfde geldt voor de terbeschikkingstelling van een fiets en toebehoren,
wat bijgevolg niet als een voordeel van alle aard beschouwd wordt. Dit geldt ook voor klassieke elektrische fietsen,
die een snelheid tot 25 kilometer per uur kunnen halen.
Er bestaan echter ook snelle elektrische fietsen, die snelheden tot 45 kilometer per uur kunnen halen, speed pedelecs genaamd. Deze fietsen vallen voor de wegcode onder de bromfietsen.
De wet houdende diverse fiscale bepalingen I (BS 10 november 2017) brengt elektrische fietsen, met inbegrip van de speed pedelecs, nu expliciet onder het toepassingsgebied van de vrijstelling.
Werkgevers die een speed pedelec ter beschikking stellen als bedrijfsfiets kunnen trouwens ook genieten van de 120 % aftrekbaarheid in de vennootschapsbelasting zoals voorzien door artikel 64ter, lid 1, 3° WIB 1992.
Steenweg Deinze 124 B
B-9810 Nazareth - Belgiƫ
+32 (0)9 384 93 39
webmaster@bebotax.com
RPR Gent afd. Gent - BTW BE 0438.569.761