Nieuwsbrief Jaargang 30 # 2

Uitgebracht op : 13-07-2016

A.    Voor alle belastingplichtigen

1.     Data indiening fiscale aangiften 

Hierbij geven wij u een overzicht met de indieningdata van uw fiscale aangiftes voor het aanslagjaar 2016, inkomsten van het jaar 2015:

      • aangifte personenbelasting: De aangifte werd gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 8 april 2016.
        De indieningdatum voor de papieren aangifte was 30 juni 2016. Belastingplichtigen die hun belastingaangifte via Tax-on-Web indienen, krijgen uitstel tot 13 juli 2016. Indien uw aangifte echter elektronisch wordt ingediend via een beroepsbeoefenaar (boekhouder - accountant) die over een geldige volmacht beschikt, mag deze aangifte ingediend worden tot 27 oktober 2016.
      • aangifte niet-inwoners: Wie in België werkt, maar hier niet permanent woont, moet een aangifte in de belasting
        niet-inwoners indienen. Daarvoor dient de belastingplichtige zich eerst online te registreren. Zij ontvangen in de loop van oktober 2016 een aangifte. Aangifte via Tax-on-Web is eveneens mogelijk. De toepassing zal in de loop van september 2016 opengesteld worden voor niet-inwoners.
      • aangifte vennootschapsbelasting: De aangifte werd gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 30 mei 2016.
        De uiterste indieningdatum voor vennootschappen afgesloten op 31 december 2015 is 28 september 2016.
        De aangifte moet verplicht elektronisch worden ingediend.
      • aangifte niet-inwoners vennootschappen, verenigingen: De aangifte werd gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 30 mei 2016. De uiterste datum van indiening voor vennootschappen afgesloten op 31 december 2015 is
        28 september 2016.
      • aangifte rechtspersonenbelasting: De aangifte werd gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 30 mei 2016.
        De uiterste indieningdatum voor de aangifte in de rechtspersonenbelasting is 28 september 2016.
        De aangifte moet verplicht elektronisch worden ingediend. 

2.     Aanpassing van de forfaitaire kilometervergoeding vanaf 1 juli 2016 

De vergoedingen die worden toegekend aan werknemers wegens het gebruik van hun eigen auto, motorfiets of bromfiets voor beroepsmatige verplaatsingen, mogen volledig als een terugbetaling van eigen kosten van de werkgever worden aangemerkt indien zij niet meer bedragen dan de forfaitaire vergoeding die hiervoor door de staat aan zijn personeel wordt toegekend.

Sinds 1 juli 2005 is de aanpassing automatisch gekoppeld aan de evolutie van het indexcijfer. De omzendbrief nr. 654 van 10 juni 2016 van de FOD Personeel en Organisatie, zoals gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 29 juni 2016, bepaalt deze forfaitaire vergoeding op € 0,3363 per kilometer voor de periode van 1 juli 2016 tot 30 juni 2017.
Voor de voorafgaande periode van 1 juli 2015 tot 30 juni 2016 bedroeg deze vergoeding € 0,3412 per kilometer.

Het gaat hier om een minimale vergoeding, die kan worden toegekend zelfs als de werkelijke kost lager ligt.
Een hoger bedrag blijft evenwel mogelijk op voorwaarde dat wordt aangetoond dat het hogere bedrag overeenstemt met de werkelijke kostprijs per kilometer van het gebruikte voertuig. 

3.     Onkostenvergoedingen voor buitenlandse dienstreizen 

De FOD Buitenlandse Zaken heeft, zoals elk jaar, in het Staatsblad de bedragen gepubliceerd die het als onkostenvergoeding toekent aan zijn ambtenaren wanneer die op missie gaan naar het buitenland. De fiscus gebruikt die bedragen ook om te bepalen wat op fiscaal vlak een aanvaardbare vergoeding is voor een werknemer of bedrijfsleider die occasioneel of regelmatig dienstreizen naar het buitenland maakt, voor zover die geen deel uitmaken van hun normale, dagelijkse beroepsactiviteit.

Een dergelijke vergoeding wordt beschouwd als een terugbetaling van eigen kosten van de werkgever, die belastingvrij blijft bij de werknemer en waarvoor geen bewijsstukken nodig zijn.

Dit forfait mag niet toegepast worden voor de hotelkosten, hiervoor zijn hoe dan ook bewijsstukken noodzakelijk.
Het forfait betreft de overige kosten van een verblijf in het buitenland, zoals maaltijdkosten en transport ter plaatse.

Het verblijf in het buitenland moet minstens tien uur duren en voor meerdaagse reizen mag voor de dag van vertrek en de dag van aankomst maar de halve vergoeding worden toegekend. Voor dienstreizen die langer dan 30 dagen duren,
is het forfait evenmin van toepassing.

De bedragen kunnen in extenso geraadpleegd worden in het Ministerieel Besluit van 29 maart 2016 (BS 15 april 2016).
De bedragen zijn geldig vanaf 1 april 2016. 

4.     Controleacties 2016 

De fiscale administratie gaf op 14 april 2016 op haar website een overzicht van lopende of nog te verwachten controleacties. 

Particulieren worden mogelijk gecontroleerd als:

      • het bijzondere aanslagstelsel voor buitenlandse kaderleden op hen van toepassing is
      • in aangifte werd aangegeven dat zij recht hebben op een belastingvermindering voor inkomsten van buitenlandse oorsprong
      • de geautomatiseerde behandeling van de aangifte aan het licht brengt dat niet alle beroepsinkomsten, Belgische en buitenlandse, werden aangegeven, geen aangifte werd gedaan van een onroerend goed in België of in het buitenland of dat er giften werden afgetrokken zonder fiscaal attest. 

Ondernemingen worden mogelijk gecontroleerd als:

      • ze als schuldenaar van inkomsten niet op een correcte en volledige manier de fiscale fiches 281 hebben ingevuld, waardoor de verkrijgers niet kunnen worden geïdentificeerd
      • ze een horecazaak uitbaten en niet voldoen aan de verplichtingen om een geregistreerd kassasysteem te gebruiken
      • ze, als btw-eenheid of als lid daarvan, bepaalde verplichtingen inzake btw niet hebben nageleefd
      • er bij de vereffening een vermoeden bestaat dat voor bepaalde vereffeningsverrichtingen niet alle fiscale verplichtingen werden voldaan. 

Zoals tijdens vorige jaren zullen de belastingplichtigen die, ondanks het feit dat hen een herinnering werd verstuurd,
hun belastingaangifte niet indienden, worden gecontroleerd. In het bijzonder zal er aandacht worden besteed aan de belastingplichtigen die reeds herhaaldelijk geen aangifte hebben ingediend.

De particulieren en ondernemingen op wie deze controleacties gericht zijn, zijn diegenen die op basis van risico-indicatoren een groter fiscaal risico vertonen.

Naast deze specifieke aandachtspunten zal de fiscale administratie ook nog andere controles van de fiscale situatie van particulieren en ondernemingen uitvoeren. 

5.     De geregistreerde kassa in de horeca – volgende aflevering 

Over de invoering van het geregistreerde kassasysteem in de horeca is al veel inkt gevloeid. Wij verwijzen hiervoor naar onze nieuwsbrief van 8 april 2015, onze nieuwsbrief van 29 december 2014, onze online actualiteit van 14 juli 2014, ,
onze nieuwsbrief van 31 december 2013, onze online actualiteit van 17 juli 2013 en onze nieuwsbrief van 11 juli 2013.

Tot voor kort moesten uitbaters van een restaurant of een cateringbedrijf btw-kastickets van een geregistreerd kassasysteem uitreiken indien hun jaaromzet voor ten minste 10 % bestond uit restaurant – en cateringdiensten.

Het koninklijk besluit van 16 juni 2016 (BS 24 juni 2016) voerde echter een nieuw criterium in. Met ingang van 1 juli 2016 moeten uitbaters een btw-kasticket van een geregistreerd kassasysteem uitreiken indien de jaaromzet van de restaurant – en cateringdiensten hoger is dan € 25.000,00.

Op 29 juni 2016 heeft de fiscale administratie evenwel een overgangsregeling met toleranties bekendgemaakt voor belastingplichtigen die voor 1 juli 2016 hun activiteit hebben gestart.

Wie op 1 januari 2016 geen geregistreerd kassasysteem moest hebben, maar volgens de nieuwe bepalingen wel, moest zich voor 1 juli 2016 registreren, moet voor 1 oktober een geregistreerd kassasysteem aankopen en moet het tegen uiterlijk 1 januari 2017 gebruiken.

Wie zijn activiteit startte tussen 1 januari 2016 en 1 juli 2016 moet zich voor 1 oktober 2016 registreren en moet tegen uiterlijk 31 oktober 2016 het geregistreerd kassasysteem gebruiken. 

6.     Tarieven investeringsaftrek voor aanslagjaar 2017 

De tarieven van de investeringsaftrek zijn voor aanslagjaar 2017 grotendeels ongewijzigd gebleven, zo blijkt uit een bericht van de fiscale administratie dat in het Belgisch Staatsblad van 11 april 2016 werd gepubliceerd. Wij geven u een overzicht van de toepasselijke tarieven:

Voor natuurlijke personen:

      • digitale investeringen, octrooien, milieuvriendelijke investeringen voor onderzoek en ontwikkeling, energiebesparende investeren en investeringen in rook-, afzuig- of verluchtingssystemen in de horeca: 13,5 %
      • investeringen in beveiliging: 20,5 %
      • andere investeringen: 8 % (voor investeringen vanaf 1 januari 2016) 

Daarnaast kunnen natuurlijke personen met minder dan 20 werknemers de investeringsaftrek spreiden.
De gespreide aftrek bedraagt 10,5 % van de afschrijvingen op de activa.

Voor vennootschappen:

      • octrooien, milieuvriendelijke investeringen voor onderzoek en ontwikkeling, energiebesparende investeren en investeringen in rook-, afzuig- of verluchtingssystemen in de horeca: 13,5 %
      • investeringen tot aanmoediging van het hergebruik van verpakkingen van dranken en nijverheidsproducten: 3 %
      • investeringen in beveiliging (voor KMO-vennootschappen): 20,5 %
      • digitale investeringen: 13,5 %
      • andere investeringen (voor KMO-vennootschappen): 8 % (voor investeringen vanaf 1 januari 2016) – 3,5 %
        (voor investeringen tot 31 december 2015)
      • investeringen in zeeschepen (voor vennootschappen die uitsluitend winst uit de zeescheepvaart verkrijgen): 30 % 

7.     Taal van de factuur – arrest Europees Hof van Justitie 

In onze online actualiteit van 18 februari 2015 gaven wij een overzicht van de belangrijkste wettelijke en andere regelen van toepassing op de taal van de factuur. Er bestaat immers de verplichting om de verplichte vermeldingen op te factuur op te stellen in de taal van het gebied waar de exploitatiezetel van de uitreiker van de factuur is gevestigd. Voor ondernemingen met een exploitatiezetel in Vlaanderen is dit het Nederlands. De administratieve circulaire nr. 02/2013 van 23 januari 2013 bepaalt echter uitdrukkelijk dat de administratie de btw-aftrek niet mag weigeren louter omwille van de op de factuur gebruikte taal.

In haar arrest van 21 juni 2016 (zaak New Valmar BVBA tegen Global Pharmacies Partner Health Srl) heeft het Europees Hof van Justitie expliciet bevestigd dat anderstalige facturen voor grensoverschrijdende transacties mogelijk zijn.

Aandacht bij het gebruik van de taal op de factuur blijft evenwel geboden. 

B.    Voor natuurlijke personen - eenmanszaken

1.     Deeleconomie 

De programmawet van 1 juli 2016 (BS 4 juli 2016) voert een fiscale regeling in voor de deeleconomie.
Binnen deze deeleconomie worden producten, diensten en kennis verhandeld door mensen, doorgaans via een elektronisch platform, waar de transacties van goederen en diensten worden gerealiseerd tussen gelijkwaardige partijen.
De inkomsten die hierbij werden gegenereerd bevonden zich tot nog toe echter binnen een grijze zone, waarbij onduidelijk was of deze inkomsten moesten worden gekwalificeerd als onroerende inkomsten, roerende inkomsten, beroepsinkomsten, diverse inkomsten, dan wel als inkomsten die voortkomen uit het normaal beheer van een privévermogen.

De programmawet voert een systeem in voor inkomsten uit diensten die door de belastingplichtige zelf worden verleend aan derden, voor zover aan een aantal voorwaarden is voldaan, vermeld in een nieuw artikel 90, eerste lid, 1°bis W.I.B. 1992:

      • De diensten worden uitsluitend verleend aan natuurlijke personen die niet handelen in het kader van hun beroepswerkzaamheid.
      • De diensten worden uitsluitend verleend in het kader van overeenkomsten die tot stand zijn gebracht door tussenkomst van een bij koninklijk besluit erkend elektronisch platform of een elektronisch platform dat door een overheid wordt georganiseerd.
      • De vergoedingen met betrekking tot de diensten worden enkel door dit platform of door tussenkomst van dat platform aan de dienstverrichter betaal of toegekend.

Dit geldt voor zover het brutobedrag van deze inkomsten in het belastbare tijdperk of in het vorige belastbare tijdperk niet meer bedraagt dan € 3.255,00 (geïndexeerd voor aanslagjaar 2017: € 5.000,00). Van zodra dit minimumbedrag wordt overschreden, worden alle inkomsten uit de dienstprestaties geacht beroepsinkomsten te zijn. Het gaat evenwel om een weerlegbaar vermoeden.

Die diensten moeten worden geleverd buiten het uitoefenen van een beroepswerkzaamheid. Dit betekent dat het niet mag gaan om diensten die nauw verbonden zijn met een activiteit die de belastingplichtige verricht als zelfstandige of als bedrijfsleider van een vennootschap. Het is immers niet de bedoeling dat zelfstandigen hun bestaande activiteit (deels) verschuiven naar dit nieuwe fiscale stelsel.

Het stelsel is enkel van toepassing op diensten, dus niet voor verkopen van goederen of voor de verhuring van onroerende of roerende goederen.

Indien aan alle voorwaarden is voldaan, zal op het bedrag van de inkomsten uit deze diensten, na aftrek van een forfaitair kostenpercentage van 50 %, een belasting van 20 % verschuldigd zijn. 

2.     Schenkingsrechten Wallonië en Brussel verlaagd 

In onze nieuwsbrief van 15 juli 2015 deelden wij u mee dat de tarieven inzake Vlaamse schenkbelasting werden verlaagd.

Intussen werden sedert 1 januari 2016 ook in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest de tarieven voor schenkingen van onroerende goederen verlaagd. De ordonnantie van 18 december 2015 houdende het eerste deel van de fiscale hervorming (BS 30 december 2015) voerde voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest dezelfde schijven en tarieven in voor de schenking van onroerend goed als het Vlaams Gewest vorig jaar. Dit houdt in dat er nog maar twee categorieën van begiftigden overblijven:

      • partners en in rechte lijn
      • alle andere personen

Wij zetten nog even de schijven en de tarieven op een rij. 

Tarief in rechte lijn, tussen echtgenoten en tussen samenwonenden: 

Gedeelte van de schenking

Tariefpercentage

van

tot inbegrepen

 

0,01 euro

150.000 euro

3%

150.000,01 euro

250.000 euro

9%

250.000,01 euro

450.000 euro

18%

Boven de 450.000 euro

27%

Tarief tussen alle andere personen: 

Gedeelte van de schenking

Tariefpercentage

van

tot inbegrepen

 

0,01 euro

150.000 euro

10%

150.000,01 euro

250.000 euro

20%

250.000,01 euro

450.000 euro

30%

Boven de 450.000 euro

40%

 

Het decreet van 17 december 2015 houdende de algemene ontvangstenbegroting van het Waalse Gewest voor het begrotingsjaar 2016 (BS 30 december 2015) verlaagde eveneens de schenkingsrechten op onroerend goed. Daar zijn vooral de schenkingen die niet in rechte lijn of tussen partners plaatsvinden aanzienlijk gedaald. Waar de tarieven vroeger op 80 % werden geplafonneerd is dit plafond nu gezakt tot 50 %. 

3.     Boete bij niet-aangifte van juridische constructie 

De belastingplichtige moet sedert aanslagjaar 2014 in zijn aangifte in de personenbelasting melding maken van juridische constructies waarvan hij, zijn echtgenote of kinderen oprichter, begunstigde of potentieel begunstigde zijn. Wij verwijzen hiervoor naar onze online actualiteit van 27 augustus 2013, onze nieuwsbrief van 8 april 2014 en onze nieuwsbrief van 15 juli 2015.

De programmawet van 1 juli 2016 (BS 4 juli 2016) voert met ingang van 4 juli 2016 een nieuw artikel 445, §2 W.I.B. 1992 in, waarbij een specifieke administratieve geldboete wordt opgelegd in het geval dat het bestaan van een juridische constructie niet wordt vermeld of niet de volledige gegevens van de constructie worden vermeld (naam en voornaam van de oprichter of derde begunstigde, volledige naam van de constructie, rechtsvorm, adres, identificatienummer, naam en adres van de beheerder).

De geldboete bedraagt € 6.250,00 per jaar en per niet gemelde juridische constructie. 

C.    Voor vennootschappen en verenigingen

1.     Uitbreiding aangifte betalingen aan belastingparadijzen 

Belgische vennootschappen en Belgische inrichtingen van buitenlandse vennootschappen moeten overeenkomstig artikel 307, § 1 W.I.B. 1992 jaarlijks aangifte doen van alle betalingen die zij, rechtstreeks of onrechtstreeks, verrichten aan personen die gevestigd zijn in belastingparadijzen indien het totaalbedrag van deze betalingen per belastbaar tijdperk
€ 100.000,00 overschrijdt. Bij gebreke aan aangifte worden de betalingen verworpen als beroepskost. Wij verwijzen hiervoor naar onze nieuwsbrief van 11 december 2009, onze nieuwsbrief van 8 april 2014, onze nieuwsbrief van 8 april 2015 en onze nieuwsbrief van 6 april 2016.

De programmawet van 1 juli 2016 (BS 4 juli 2016) heeft deze aangifteplicht uitgebreid.

In de huidige regeling geldt de aangifteplicht o.m. voor staten die de OESO-standaard inzake uitwisseling van inlichtingen niet effectief of substantieel toepassen, doch slechts indien de betrokken staat gedurende het volledig belastbaar tijdperk als non compliant wordt aangemerkt. In de nieuwe tekst is deze laatste uitsluiting geschrapt, waardoor betalingen verricht gedurende het gedeelte van het belastbare tijdperk waarvoor de staat als non compliant werd aangemerkt onder de aangifteplicht vallen.

Daarnaast is de aangifteplicht ook van toepassing voor staten zonder of met een lage belasting (omschreven als staten waarvan het nominaal tarief van de vennootschapsbelasting lager is dan 10 %). In de nieuwe regeling worden staten die deel uitmaken van de Europese Economische Ruimte sowieso uitgesloten als staten met lage belasting.
De volgende staten worden echter toegevoegd:

      • staten die geen vennootschapsbelasting heffen op inkomsten van binnenlandse of buitenlandse oorsprong. Hierdoor wordt een staat als Hong Kong aangemerkt als een belastingparadijs voor toepassing van de aangifteplicht.
      • staten waarvan het tarief van de vennootschapsbelasting dat met de werkelijke belastingdruk op inkomsten van buitenlandse oorsprong overeenstemt lager is dan 15 %.

Verder wordt de toepassing uitgebreid door een staat te omschrijven als een door de meerderheid van de leden van de Verenigde Naties erkende onafhankelijke staat of een deel van deze staat dat op autonome wijze bevoegd is om de grondslag of het tarief van de vennootschapsbelasting geheel of gedeeltelijk te bepalen. Op deze wijze kan bijvoorbeeld Taiwan, dat niet door een meerderheid van de Verenigde Naties wordt erkend, ook als een staat kwalificeren voor de aangifteplicht.

Verder is de huidige regeling enkel van toepassing voor betalingen gedaan aan personen (natuurlijke of rechtspersonen) gevestigd in een belastingparadijs. In de nieuwe regeling is de aangifteplicht ook van toepassing voor betalingen aan vaste inrichtingen in een belastingparadijs of aan bankrekeningen aangehouden bij of beheerd door een persoon of vaste inrichting gevestigd in een belastingparadijs of aan bankrekeningen beheerd of aangehouden bij een kredietinstelling gevestigd of met een vaste inrichting in een belastingparadijs.

De programmawet voorziet geen datum van inwerkingtreding, dus mag worden verondersteld dat de nieuwe regeling in werking treedt op de tiende dag na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad. Het is evenwel niet duidelijk of het gaat om betalingen die vanaf die dag zijn gebeurd of aangiftes die vanaf die dag gebeuren. 

2.     Voordeel alle aard woning ter beschikking gesteld door een vennootschap 

Het voordeel van alle aard dat een bedrijfsleider ontvangt doordat hij gratis in de woning van de vennootschap mag wonen, wordt forfaitair bepaald op basis van het KI van de woning. Dit forfait werd sinds 2012 aanzienlijk verhoogd. Artikel 18 van het K.B./W.I.B. 1992 bepaalt hierbij dat, voor woningen waarvan het KI hoger is dan € 745,00, het voordeel wordt bepaald op 100/60 van het KI, vermenigvuldigd met 3,8.
Wij verwijzen hiervoor naar onze nieuwsbrief van 13 december 2011.

Voor woningen die ter beschikking gesteld worden door een natuurlijke persoon bepaalt datzelfde artikel 18 K.B./W.I.B. 1992 echter dat het voordeel wordt bepaald op 100/60 van het KI van het gebouwd onroerend goed (dus zonder de vermenigvuldiging met factor 3,8).

Het Hof van Beroep van Gent oordeelde in haar arrest van 24 mei 2016 dat het onderscheid dat gemaakt wordt tussen een terbeschikkingstelling door een rechtspersoon en een terbeschikkingstelling door een natuurlijke persoon een discriminatie uitmaakt die door de Grondwet verboden wordt. Volgens het hof is een dergelijke ongelijke behandeling slechts toegelaten indien daar een gegronde reden toe is. Deze reden is volgens het hof niet gegeven.

Het is echter te voorbarig om hieruit algemene conclusies te trekken. Het is immers nog maar de vraag of andere hoven en rechtbanken en de fiscus zelf dit arrest zullen volgen.

 
Bebotax BV
Steenweg Deinze 124 B
B-9810 Nazareth - Belgiƫ

+32 (0)9 384 93 39
webmaster@bebotax.com
RPR Gent afd. Gent - BTW BE 0438.569.761
Belangrijke informatie
Disclaimer
Laatst gewijzigd : 12/07/2023