Nieuwsbrief Jaargang 30 # 1
Uitgebracht op : 06-04-2016A. Voor alle belastingplichtigen
1. Fiscale en sociale regularisatie anno 2016
In onze nieuwsbrief van 31 december 2015 kondigden wij reeds een nieuwe ronde fiscale regularisatie aan, dat toen echter niet de programmawet haalde wegens de opmerking van de Raad van State dat het ontwerp de fiscale bevoegdheden van de gewesten aantastte.
Op 11 maart 2016 keurde de ministerraad een bijgeschaafde versie van het wetsontwerp tot invoering van een permanent systeem van fiscale en sociale regularisatie goed. Het wetsontwerp werd intussen ingediend bij de kamer op
29 maart 2016 (Parl. St. Kamer 2015-16, nr. 54K1738001).
In het nieuwe ontwerp is nu meer rekening gehouden met de fiscale bevoegdheid van de gewesten. Toch blijven er een aantal knelpunten en zullen gewestelijke belastingen pas kunnen worden geregulariseerd op het moment dat de federale overheid met de gewesten een samenwerkingsakkoord heeft gesloten.
2. Aanpassing van de forfaitaire kilometervergoeding vanaf 1 juli 2015
De vergoedingen die worden toegekend aan werknemers wegens het gebruik van hun eigen auto, motorfiets of bromfiets voor beroepsmatige verplaatsingen, mogen volledig als een terugbetaling van eigen kosten van de werkgever worden aangemerkt indien zij niet meer bedragen dan de forfaitaire vergoeding die hiervoor door de staat aan zijn personeel wordt toegekend.
Sinds 1 juli 2005 is de aanpassing automatisch gekoppeld aan de evolutie van het indexcijfer. De omzendbrief nr. 646 van 19 juni 2015 van de FOD Personeel en Organisatie, zoals gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 19 juni 2015, bepaalt deze forfaitaire vergoeding op € 0,3412 per kilometer voor de periode van 1 juli 2015 tot 30 juni 2016.
Voor de voorafgaande periode van 1 juli 2014 tot 30 juni 2015 bedroeg deze vergoeding € 0,3468 per kilometer.
Wij verwijzen hiervoor ook naar de circulaire AAFisc nr. 28/2015 van 1 juli 2015.
Het gaat hier om een minimale vergoeding, die kan worden toegekend zelfs als de werkelijke kost lager ligt.
Een hoger bedrag blijft evenwel mogelijk op voorwaarde dat wordt aangetoond dat het hogere bedrag overeenstemt met de werkelijke kostprijs per kilometer van het gebruikte voertuig.
3. Centra Particulieren, KMO en buitenland
In onze nieuwsbrief van 15 juli 2015 meldden wij reeds dat de fiscus op 1 juli 2015 zeven centra Grote Ondernemingen oprichtte voor de controle en geschillenbehandeling van de grote ondernemingen. Deze centra zullen in de toekomst alle fiscale aspecten van grote ondernemingen en verenigingen zonder winstoogmerk behandelen.
Intussen heeft de fiscale administratie op 1 januari 2016 ook 13 centra Particulieren, 14 centra Kleine en Middelgrote Ondernemingen, het Polyvalent Centrum Eupen en het Centrum Buitenland opgericht (BS 29 december 2015).
De centra Particulieren zullen de dossiers personenbelasting behandelen van burgers die inwoner zijn van België.
Dit gaat over loontrekkenden, gepensioneerden, bedrijfsleiders, natuurlijke personen die een ondernemingsnummer hebben zonder actieve btw- of rsz-wergeverhoedanigheid en natuurlijke personen die een ondernemingsnummer hebben en een actieve rsz-werkgevershoedanigheid voor huispersoneel.
De centra Kleine en Middelgrote Ondernemingen behandelen de dossiers van natuurlijke personen die een ondernemingsnummer hebben met een actieve btw- of rsz-werkgevershoedanigheid, rechtspersonen (behalve als zij onder de centra Grote Ondernemingen vallen), verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid (behalve als zij onder de centra Grote Ondernemingen vallen) en btw-eenheden die geen grote ondernemingen zijn.
De centra zullen bevoegd zijn voor personenbelasting, vennootschapsbelasting, rechtspersonenbelasting, btw, alle voorheffingen en speciale taksen.
Het Polyvalent Centrum Eupen behandelt alle dossiers van de Duitstalige regio voor particulieren, kleine en middelgrote ondernemingen en grote ondernemingen, voor alle materies.
Het Centrum Buitenland behandelt alle dossiers van niet-inwoners voor particulieren, kleine en middelgrote ondernemingen en grote ondernemingen, behalve voor de Duitstalige regio.
Tot 1 juli 2016 veranderen de contactgegevens van de belastingkantoren niet.
4. Overzicht tarieven roerende voorheffing
De fiscale regelgeving met betrekking tot de roerende voorheffing is in de laatste jaren herhaaldelijk ingrijpend gewijzigd. Wij verwijzen hiervoor o.m. naar onze nieuwsbrief van 13 december 2011, onze nieuwsbrief van 12 april 2012,
onze nieuwsbrief van 9 juli 2012, onze nieuwsbrief van 31 december 2012, onze nieuwsbrief van 9 april 2013,
onze nieuwsbrief van 12 juli 2013, onze nieuwsbrief van 29 december 2014, onze nieuwsbrief van 8 april 2015,
onze nieuwsbrief van 15 juli 2015 en onze nieuwsbrief van 31 december 2015.
Als gevolg van al deze wijzigingen zijn momenteel vele verschillende tarieven van kracht. Wij geven u een overzicht van de belangrijkste.
Roerend inkomen |
Tarief RV |
Artikel W.I.B. 92 |
Algemeen tarief |
27 % |
art. 269 § 1, 1° |
Dividenden uit vvpr-bis aandelen: - toegekend uit de winstverdeling van het eerste boekjaar na dat van de inbreng - toegekend uit de winstverdeling van het tweede boekjaar na dat van de inbreng - toegekend uit de winstverdeling van het derde boekjaar en volgende na dat van de inbreng |
27 % 20 % 15 % |
art. 269 § 1, 1° art. 269 §2 art. 269 §2 |
Dividenden uit aangelegde liquidatiereserve (art. 184quater W.I.B. 1992): - uitgekeerd binnen de vijf jaar na aanleg - uitgekeerd na vijf jaar na aanleg - uitgekeerd bij de liquidatie |
17 % 5 % 0 % |
art. 269 § 1, 8° art. 269 § 1, 8° |
Dividenden uit bijzondere liquidatiereserve (art. 541 WIB 1992): - uitgekeerd binnen de vijf jaar na aanleg - uitgekeerd na vijf jaar na aanleg - uitgekeerd bij de liquidatie |
17 % 5 % 0 % |
art. 269 § 1, 8° art. 269 § 1, 8° |
Terugbetaling van vastklikkapitaal (art. 537 WIB 1992) door een kleine vennootschap: - in de eerste twee jaar volgend op de inbreng - het derde jaar volgend op de inbreng - het vierde jaar volgend op de inbreng |
17 % 10 % 5 % |
art. 537, lid 7, 1° art. 537, lid 7, 2° art. 537, lid 7, 3° |
Terugbetaling van vastklikkapitaal (art. 537 WIB 1992) door een grote vennootschap: - in de eerste vier jaar volgend op de inbreng - het vijfde en zesde jaar volgend op de inbreng - het zevende en achtste jaar volgend op de inbreng |
17 % 10 % 5 % |
art. 537, lid 6, 1° art. 537, lid 6, 2° art. 537, lid 6, 3° |
Liquidatiedividend |
27 % |
art. 269 § 1, 1° |
Inkoopdividend |
27 % |
art. 269 § 1, 1° |
Dividend uit residentiële vastgoedbevaks |
27 % |
art. 269 § 1, 1° |
Interest op deposito’s, zichtrekeningen, termijnrekeningen, rekening-courant |
27 % |
art. 269 § 1, 1° |
Interest op obligaties en kasbons |
27 % |
art. 269 § 1, 1° |
Interest op volksleningen 2014 |
27 % |
art. 269 § 1, 1° |
Interest op spaarboekjes (na vrijstelling van € 1.880,00) |
15 % |
art. 269 § 1, 2° |
Interest op Leterme staatsobligatie van eind 2011 |
15 % |
art. 537, lid 1 |
Royalty’s, inkomsten uit roerende verhuur, onderverhuur en lijfrentes |
27 % |
art. 269 § 1, 1° |
Inkomsten uit auteursrechten: - op de eerste schijf van € 57.590,00 - boven de schijf van € 57.592,00 |
15 % 27 % |
art. 269 § 1, 4° art. 269 § 1, 1° |
5. Indiening bezwaarschrift voortaan ook per fax of e-mail mogelijk
Het Hof van Cassatie had in haar arrest van 5 juni 2014 al geoordeeld dat een bezwaarschrift niet noodzakelijk ondertekend moet zijn, als het voldoende duidelijk is dat het afkomstig is van de bezwaarindiener. Dit werd bevestigd door de minister van financiën als antwoord op de mondelinge parlementaire vraag nr. 1756 van 28 januari 2015.
In haar circulaire AAFisc nr. 5/2016 (nr. Ci.704.063) van 3 februari 2016 trekt de administratie deze redenering door en bevestigt ze dat een bezwaarschrift voortaan ook per fax of per e-mail kan gebeuren. De kennisgeving van het bezwaar is geldig vanaf het ogenblik van ontvangst van een fax of een e-mail door de bevoegde administratieve dienst.
De administratie kan evenwel na ontvangst vragen om een ondertekend origineel stuk op te sturen om de kennisgeving te bevestigen. De ontvangstmelding die de administratie verstuurt na ontvangst zal nog steeds schriftelijk worden opgesteld en per post verzonden.
6. Afronding en btw
Sinds 1 oktober 2014 hebben handelaars en vrije beroepers de mogelijkheid om het bedrag dat hun klanten moeten betalen af te ronden tot de hogere of lagere eurocent. Wij verwijzen hiervoor naar onze online actualiteit van
21 oktober 2014. In deze regeling kon echter de prijs niet worden afgerond bij een betaling met de bankkaart of voor betaling van geneesmiddelen.
Met ingang van 8 januari 2016 zijn deze uitzonderingen echter geschrapt overeenkomstig artikel 48 tot 55 van de wet houdende diverse financiële bepalingen (BS 29 december 2015).
Inzake btw bestond echter enkel de regeling van koninklijk besluit nr. 8 met regels om te bepalen hoe een btw-bedrag moet worden afgerond wanneer dat bedrag een fractie van een euro met meer dan twee decimalen bevat.
Deze bedragen worden afgerond op de hogere of lagere cent, naargelang de derde decimaal 5 bereikt of niet.
Voor het overige gold de regel van artikel 26 W.B.T.W. die bepaalt dat de btw wordt berekend over alles wat de leverancier van het goed of de dienstverrichter als tegenprestatie verkrijgt of moet verkrijgen van zijn afnemer, dus het bedrag na een korting of een eventuele afronding. Dit houdt dus in dat de afronding moet omgedeeld worden over de prijs van de verkochte goederen en diensten.
De btw-beslissing nr. E.T.125.703 van 2 februari 2016 bracht hier verandering in. Overeenkomstig deze beslissing mag het btw-bedrag worden berekend over het totaal te betalen bedrag per tariefgroep voorafgaand aan de afronding.
Dit betekent dat men voor de btw de afronding mag negeren.
Ondernemingen die van het systeem wensen gebruik te maken, moeten het wel systematisch toepassen, dus voor alle totaalbedragen die vallen binnen het toepassingsgebied van de wetgeving. Een aldus gemaakte keuze geldt als definitief.
7. Wettelijke intrestpercentages in 2016
De wettelijke intrestvoet is het intrestpercentage dat van toepassing is in burgerlijke zaken en in bepaalde handelszaken (bv. voor een transactie tussen een handelaar en een particulier) en werd ingevoerd bij wet van 5 mei 1865 betreffende de lening tegen interest (BS 7 mei 1865), laatst gewijzigd bij programmawet van 27 december 2006 (BS 28 december 2006).
Deze wettelijke intrestvoet bedraagt met ingang van 1 januari 2016 2,25 % (mededeling van de Administratie van de Thesaurie, BS 18 januari 2016). Voor 2015 bedroeg deze wettelijke intrestvoet nog 2,5 % (mededeling van de Administratie van de Thesaurie, BS 30 januari 2015).
Dezelfde wet bepaalt dat de wettelijke rentevoet in fiscale zaken steeds 7 % bedraagt.
Handelstransacties die vallen onder de wet van 2 augustus 2002 betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransacties (BS 7 augustus 2002) vallen onder een ander intrestpercentage. Volgens deze wet is bij handelstransacties tussen ondernemingen en tussen ondernemingen en overheden een afzonderlijk interestpercentage van toepassing.
Dit percentage bedroeg voor het tweede semester van 2014 7,5 % voor overeenkomsten gesloten voor 16 maart 2013 en 8,5 % voor overeenkomsten gesloten, vernieuwd of verlengd vanaf 16 maart 2013 (mededeling FOD Financiën, BS 5 september 2014). Voor het eerste semester van 2015 bedraagt dit tarief 7,5 % voor de overeenkomsten gesloten voor
16 maart 2013 en 8,5 % voor overeenkomsten gesloten, vernieuwd of verlengd vanaf 16 maart 2013.
Met ingang van 16 maart 2015 bedroeg het percentage 8,5 % (mededeling FOD Financiën, BS 16 maart 2015).
Deze intrestvoet blijft voor het eerste semester van 2016 behouden (mededeling FOD Financiën, BS 1 februari 2016).
8. Modelaanvragen rulingcommissie
Via een voorafgaande beslissing (ruling) kan een belastingplichtige voorafgaandelijk aan een bepaalde verrichting zekerheid verkrijgen over de fiscale gevolgen ervan.
Om de drempel voor kmo’s en particulieren te verlagen publiceerde de Dienst Voorafgaande beslissingen in fiscale zaken (Ruling) op haar website een aantal modelaanvragen voor de meest populaire onderwerpen.
Voor de volgende onderwerpen zijn modeldocumenten beschikbaar:
-
-
- Beroepskosten – studiekosten
- Controlewijziging van een onderneming
- Fusie door overneming van een onderneming
- Inbreng van een bedrijfstak in een onderneming
- Kosten eigen aan de werkgever
- Partiële splitsing van een onderneming
- Inbreng aandelen in een holding
-
De modeldocumenten kunt u via volgende link: http://www.ruling.be/nl/een-prefiling-indienen downloaden of klik hier om de modeldocumenten via de website van Bebotax te downloaden.
B. Voor natuurlijke personen - eenmanszaken
1. Forfaitaire beroepskosten voor burgemeesters en schepenen
De circulaire AAFisc nr. 7/2016 (nr. Ci.703.814) van 2 maart 2016 legde de forfaitaire beroepskosten die burgemeesters, schepenen en O.C.M.W - voorzitters overeenkomstig de bepalingen van nr. 51/39 Com.IB 92 van de bezoldigingen van hun mandaat mogen aftrekken, voor het inkomstenjaar 2015 (aanslagjaar 2016) als volgt vast:
EUR |
|
- voor een burgemeester |
6.681,94 |
- voor een schepen of een OCMW-voorzitter |
4.009,16 |
De bedragen zijn niet gewijzigd t.o.v. vorig jaar. Ook voor inkomstenjaar 2016 (aanslagjaar 2017) zullen dezelfde bedragen van toepassing zijn.
2. Aangifte personenbelasting aanslagjaar 2016
De fiscale administratie publiceerde op 5 april 2016 op haar website het nieuwe aangifteformulier in de personenbelasting voor het aanslagjaar 2016 (inkomsten van 2015). Het aangifteformulier telt 38 extra codes in vergelijking met vorig jaar.
Het merendeel van de extra codes heeft te maken met woonkredieten. Voor woningkredieten geldt immers sedert de zesde staatshervorming voor de drie gewesten een ander fiscaal regime. Wij verwijzen hiervoor naar onze
nieuwsbrief van 11 juli 2014, onze online actualiteit van 19 november 2014, onze nieuwsbrief van 8 april 2015 en
onze nieuwsbrief van 31 december 2015.
C. Voor vennootschappen en verenigingen
1. Intresten debet rekening-courant
Indien een bedrijfsleider aan zijn vennootschap goederen of gelden onttrekt (behalve in geval van de gewone opname van loon of dividenden), wordt er een schuld gecreëerd van de bedrijfsleider aan zijn vennootschap. Deze schulden worden doorgaans geboekt op het debet van de rekening-courant.
De bedrijfsleider is dan intrest verschuldigd aan zijn vennootschap. Voor het aanslagjaar 2015 werd het percentage van deze intresten bepaald op 8,16 % (K.B. 22 februari 2016, BS 25 februari 2016). Vorig aanslagjaar bedroeg deze intrest 9,20 %.
2. Omzetting van de boekhoudrichtlijn in het Belgische recht
De wet van 18 december 2015 (BS 30 december 2015) zet de boekhoudrichtlijn 2013/34/EU van 26 juli 2013 van het Europees Parlement en van de Raad (PB L 182) om in het Belgisch recht en dit voor boekjaren die beginnen vanaf
1 januari 2016.
Wij geven u hierbij een overzicht van de meest relevante wijzigingen die hierdoor werden aangebracht in het wetboek van vennootschappen en andere regelgeving.
Eerst en vooral worden de criteria van artikel 15 W. Venn. om te bepalen of een vennootschap al dan niet klein is geïndexeerd. Voortaan is een vennootschap klein indien niet meer dan twee van de volgende criteria worden overschreden:
-
-
- Jaaromzet: € 9.000.000,00 (voorheen € 7.300.000,00)
- Balanstotaal: € 4.500.000,00 (voorheen € 3.650.000,00)
- Jaargemiddelde van het personeelsbestand van 50 (ongewijzigd)
-
Verder is de regel waarbij een vennootschap sowieso groot was vanaf een personeelsbestand van 100 geschrapt.
Een vennootschap kan voortaan slechts van categorie veranderen indien zij twee opeenvolgende jaren de criteria overschrijdt of niet meer overschrijdt. Er werd evenwel in een overgangsmaatregel voorzien. Vennootschappen van wie het boekjaar op 1 januari 2016 begint, moeten uitsluitend nagaan of op balansdatum van het laatst afgesloten boekjaar meer dan een van de nieuwe criteria werden overschreden. Is dit niet het geval, dan worden zij voor boekjaar 2016 en 2017 als kleine vennootschap beschouwd.
Bovendien worden de criteria niet meer op geconsolideerde basis beoordeeld, behalve voor moedervennootschappen.
Dit werkt echter fiscaal niet door.
Daarnaast voert een nieuw ingevoegd artikel 15/1 W. Venn. het begrip ‘microvennootschap’ in.
Een vennootschap kwalificeert als een microvennootschap indien zij geen dochtervennootschap of moedervennootschap is en niet meer dan een van de volgende criteria overschrijdt:
-
-
- Jaaromzet: € 700.000,00
- Balanstotaal: € 350.000,00
- Jaargemiddelde van het personeelsbestand van 10
-
Deze microvennootschappen zullen minder administratieve lasten te dragen krijgen. Zo zal de door hen neer te leggen jaarrekening slechts een beperkte toelichting moeten bevatten en zullen ze kunnen genieten van een aantal fiscale gunstmaatregelen.
3. Lijst belastingparadijzen gewijzigd met ingang van 1 januari 2016
België kent verschillende lijsten van belastingparadijzen. Wij verwijzen hiervoor naar onze
nieuwsbrief van 11 december 2009, onze nieuwsbrief van 8 april 2010, onze nieuwsbrief van 8 april 2014 en onze nieuwsbrief van 8 april 2015.
In twee koninklijke besluiten werden de lijsten van de landen die geacht worden belastingparadijzen te zijn geüpdatet.
Het gaat om de volgende lijsten.
Er is de lijst die gehanteerd wordt voor de dbi-aftrek (artikel 202 e.v. W.I.B. 1992). Een van de voorwaarden voor de vrijstelling op ontvangen dividenden is dat de dochtervennootschap moet onderworpen zijn aan een aan de Belgische vennootschapsbelasting gelijkaardige belastingdruk, die niet lager mag zijn dan 15 %. De lijst van deze landen is vastgelegd in artikel 73/4quater K.B./W.I.B. 1992. Deze lijst werd met ingang van 1 januari 2016 geüpdatet bij koninklijk besluit van 1 maart 2016 (BS 10 maart 2016).
Daarnaast zijn vennootschappen, overeenkomstig artikel 198 § 1, 10° en 307 W.I.B. 1992, sedert 1 januari 2010 verplicht om bij hun fiscale aangifte tevens melding te maken van alle betalingen die zij rechtstreeks of onrechtstreeks deden aan belastingparadijzen. Het gaat hierbij enerzijds om landen die de OESO-standaard inzake uitwisseling van inlichtingen niet effectief of substantieel toepassen. Daarnaast gaat het om landen zonder of met een lage belasting (lager dan 10 %), die worden opgesomd in artikel 179 K.B./W.I.B. 1992. Deze lijst werd ingevoerd bij koninklijk besluit van 6 mei 2010
(BS 12 mei 2010) en werd nu met ingang van 1 januari 2016 geüpdatet bij koninklijk besluit van 1 maart 2016
(BS 11 maart 2016).
4. Btw-plicht bestuurders-rechtspersonen verder uitgesteld
Rechtspersonen die een mandaat als bestuurder, zaakvoerder of vereffenaar van een vennootschap vervullen,
zijn in principe btw-plichtig. Tot nog toe liet de fiscus deze rechtspersonen echter de mogelijkheid om ervoor te opteren hun vergoedingen buiten het stelsel van de btw te houden.
Ingevolge een advies van de Europese Commissie heeft de fiscale administratie echter beslist om een einde te stellen aan deze keuzemogelijkheid, waardoor de vergoedingen die deze rechtspersonen ontvangen volledig aan de btw onderworpen zullen zijn.
De btw-beslissing E.T. 125.180 van 20 november 2014 bepaalde de inwerkingtreding van deze nieuwe regeling oorspronkelijk op 1 januari 2015, maar in een nieuwe beslissing van 12 december 2014 werd de inwerkingtreding met een jaar uitgesteld, namelijk tot 1 januari 2016.
De inwerkingtreding werd daarna verder uitgesteld tot 1 april 2016.
Wij verwijzen hiervoor naar onze nieuwsbrief van 29 december 2014 en onze nieuwsbrief van 31 december 2015.
Intussen werd de inwerkingtreding opnieuw uitgesteld tot 1 juni 2016. Dit lijkt het laatste uitstel te zijn daar de
btw-administratie in haar beslissing btw nr. E.T.127.850 van 30 maart 2016 de praktische toelichtingen publiceerde.
5. Bedragen vrijwilligersvergoeding 2016
Organisaties zonder winstoogmerk (o.m. vzw’s) die werken met vrijwilligers kunnen, onder bepaalde voorwaarden,
hun vrijwilligers een forfaitaire onkostenvergoeding geven.
Voor aanslagjaar 2017 (vergoedingen van 2016) bedraagt deze maximale vergoeding € 32,71 per dag en € 1.308,38
per jaar, zo blijkt uit het 15de addendum van 15 januari 2016 bij de circulaire nr. Ci.RH.241/509.803 (AAFisc Nr. 8/2003) van 5 maart 1999. De bedragen zijn al vier jaar niet gewijzigd.
Zolang per vrijwilliger deze grenzen niet overschreden worden, zijn de vergoedingen niet belastbaar en niet onderworpen aan RSZ. Het spreekt voor zich dat deze forfaitaire onkostenvergoeding in principe niet kan worden gecombineerd met een terugbetaling van werkelijk kosten op basis van kostennota’s. Enkel een beperkte combinatie met een terugbetaling van werkelijk afgelegde kilometers is mogelijk.
Steenweg Deinze 124 B
B-9810 Nazareth - Belgiƫ
+32 (0)9 384 93 39
webmaster@bebotax.com
RPR Gent afd. Gent - BTW BE 0438.569.761