Nieuwsbrief Jaargang 29 # 3

Uitgebracht op : 31-12-2015

Nieuwe fiscale maatregelen (niet gepubliceerde maatregelen werden aangeduid met * naast de rubriek)

Recentelijk werden een aantal nieuwe fiscale maatregelen bekend die intussen werden opgenomen in het decreet van
18 december 2015 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2016 (BS 29 december 2015),
de programmawet (I) van 26 december 2015 (BS 30 december 2015) en de wet  houdende maatregelen inzake versterking van jobcreatie en koopkracht van 26 december 2015 (BS 30 december 2015). Wij vatten de belangrijkste fiscale maatregelen voor u samen. 

A.    Voor alle belastingplichtigen 

1.     Vrijstellingsregeling btw kleine ondernemingen – drempel stijgt naar € 25.000,00

Kleine ondernemingen met een beperkte jaaromzet hebben de mogelijkheid om van een groot deel van de
btw-verplichtingen te worden ontheven. Zij moeten geen btw aanrekenen aan hun klanten, geen btw doorstorten aan de schatkist en geen periodieke btw-aangiften indienen. Daar staat tegenover dat ze de btw die ze aan hun leveranciers betaald hebben niet in aftrek kunnen brengen.

De maximale omzet die ondernemingen mogen realiseren om van de vrijstelling gebruik te mogen maken bedroeg vroeger € 5.580,00. Sedert 1 april 2014 werd deze drempel verhoogd tot € 15.000,00. Wij verwijzen hiervoor naar onze nieuwsbrief van 8 april 2014 en onze nieuwsbrief van 11 juli 2014.

De wet van 6 december 2015 (BS 17 december 2015) verhoogt deze drempel met ingang van 1 januari 2016 tot
€ 25.000,00.

2.     Roerende voorheffing stijgt naar 27 %

De roerende voorheffing op intresten en dividenden is de laatste jaren reeds aan verschillende veranderingen onderhevig geweest. Wij verwijzen hiervoor naar onze nieuwsbrief van 12 april 2012, onze nieuwsbrief van 9 juli 2012,
onze nieuwsbrief van 31 december 2012, onze nieuwsbrief van 9 april 2013 en onze nieuwsbrief van 12 juli 2013.

Het tarief bedraagt thans 25 %.

De wet van 26 december 2015 houdende maatregelen inzake versterking van jobcreatie en koopkracht (BS 30 december 2015) verhoogt met ingang van 1 januari 2016 het tarief van de roerende voorheffing van 25 % naar 27 %.

Het tarief van 15 % blijft behouden voor het niet vrijgestelde deel van interesten uit gereglementeerde spaardeposito’s en voor interesten uit Leterme-staatsbons. Dividenden uit VVPRbis-aandelen blijven eveneens onderworpen aan 15 % of
20 % (afhankelijk van het moment van uitkering).

3.     Opeisbaarheid btw – wettelijke regeling 

Over de opeisbaarheid van de btw is er in de afgelopen jaren reeds veel inkt gevloeid. Wij verwijzen hiervoor o.m. naar onze nieuwsbrief van 31 december 2012, onze nieuwsbrief van 11 juli 2014, onze online actualiteit van 12 mei 2015 en onze  nieuwsbrief van 15 juli 2015.

In onze laatste nieuwsbrief kondigden wij reeds aan dat nieuwe wetgeving in de maak was. De wet van 6 december 2012 tot wijziging van het wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde met betrekking tot de opeisbaarheid van de belasting (BS 17 december 2015)  geeft inderdaad de factuur opnieuw een centrale rol in bij de opeisbaarheid van de btw.

Voor lokale handelingen blijft het belastbare feit en wordt de btw in principe opeisbaar op het tijdstip waarop de levering of de dienst wordt verricht. De nieuwe regeling bepaalt echter dat, in afwijking hiervan, de btw pas opeisbaar wordt over het gefactureerde bedrag op het tijdstip waarop de factuur wordt uitgereikt, ongeacht of de uitreiking van de factuur plaatsvindt voor of na de verrichting van de levering of de dienst. De btw wordt sowieso opeisbaar op de vijftiende van de maand volgende op die waarin het belastbaar feit heeft plaatsgevonden indien voor die datum geen factuur werd uitgereikt. Daarnaast blijft de datum van een (gehele of gedeeltelijke) betaling overeind als grond van opeisbaarheid.

De regeling voor intracommunautaire handelingen wijzigt niet.

Nieuw is daarnaast een regeling voor levering van goederen en diensten aan publiekrechtelijke lichamen. Hier wordt de btw opeisbaar over het ontvangen bedrag op het tijdstip waarop de betaling of een deel ervan wordt ontvangen. 

4.     Geen BIC-code meer bij overschrijvingen 

In het verleden moest bij grensoverschrijdende betalingen zowel de IBAN als de BIC code (Bank Identifier Code – de unieke code die gebruikt wordt om internationale banken te identificeren) aangeleverd worden. Wij verwijzen hiervoor naar onze nieuwsbrief van 31 december 2013.

Sedert 1 februari 2014 hoefde bij binnenlandse betalingen de BIC code niet langer vermeld te worden op overschrijvingen. Vanaf 1 februari 2016 wordt dit ook afgeschaft voor buitenlandse betalingen. 

5.     Nieuwe fiscale regularisatie* 

In het verleden bestonden reeds een aantal tijdelijke maatregelen voor fiscale regularisatie, in de volksmond “fiscale amnestie” genoemd. Het laatste van deze regimes liep af op 31 december 2013. Wij verwijzen hiervoor naar onze nieuwsbrief van 12 juli 2013.

Een spontane rechtzetting van de fiscale toestand van de belastingplichtigen is vanaf die datum enkel nog mogelijk bij het lokale controlekantoor of bij de bijzondere belastinginspectie.

In het kader van de taxshift werd reeds een nieuw permanent systeem van fiscale regularisatie aangekondigd.
Wij verwijzen hiervoor naar onze online actualiteit van 5 november 2015. Intussen worden de principes van deze nieuwe fiscale regularisatie stilaan duidelijk uit het ontwerp van programmawet (I) van 26 november 2015 (Parl. St. Kamer 2015-16, nr. 54K1479001).

De nieuwe ontwerpregeling is in hoge mate geïnspireerd op het vorige stelsel. Er zijn evenwel een aantal verschilpunten:

      • Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gewone fiscale fraude en ernstige fiscale fraude.
      • Er is een verschil in bewijslastregeling.
      • Ook de verzekeringstaks is in de regeling opgenomen.
      • Ook inkomsten en kapitalen van het lopende jaar kunnen geregulariseerd worden.

Op niet verjaarde inkomsten en kapitalen zal het gewone belastingtarief van toepassing zijn, verhoogd met een boete van 20 % van de inkomsten. Hetzelfde geldt voor niet verjaarde btw-handelingen.

Fiscaal verjaarde inkomsten en kapitalen zullen aan een heffing worden onderworpen van 36 % op het kapitaal indien de belastingplichtige niet kan bewijzen dat de inkomsten of kapitalen geen dubieuze oorsprong hebben.

Voor beroepsinkomsten als zelfstandigen zal ook een regularisatie van sociale bijdragen mogelijk zijn. De heffing zal 15 % bedragen, maar deze heffing opent geen sociale rechten.

In de toekomst zullen de boetetarieven trapsgewijs stijgen als volgt: 

 

sociale bijdragen

Inkomsten / btw

verjaarde kapitalen

vanaf 01.01.2016

15 %

20 %

36 %

vanaf 01.01.2017

17 %

22 %

37 %

vanaf 01.01.2018

18 %

23 %

38 %

vanaf 01.01.2019

19 %

24 %

39 %

vanaf 01.01.2020

20 %

25 %

40 %

 

Tegen deze regularisatieheffing zal geen beroepsprocedure mogelijk zijn. Er zal ook geen verrekening van voorheffingen, voorafbetalingen, belastingverminderingen of belastingkredieten mogelijk zijn.

De Raad van State heeft echter opgemerkt dat het wetsontwerp de fiscale bevoegdheden van de gewesten aantast, zodat het wetsontwerp op dat vlak in 2016 het voorwerp zal uitmaken van een overleg met de gewesten. 

6.     Investeringsaftrek voor digitale investeringen 

De programmawet van 10 augustus 2015 (BS 18 augustus 2015) voorziet met ingang van aanslagjaar 2016 in een verhoogde investeringsaftrek voor investeringen die dienen voor de beveiliging van informatie- en communicatietechnologie en voor digitale betalings- of factureringssystemen. Wij verwijzen hiervoor naar onze nieuwsbrief van 15 juli 2015.

Het koninklijk besluit van 2 december 2015 tot wijziging van het KB/WIB wat de investeringsaftrek voor digitale investeringen betreft (BS 8 december 2015), specificeert verder welke investeringen in aanmerking komen.

Het gaat o.m. om de volgende investeringen:

      • investeringen in systemen (software of apparatuur) die de elektronische betaling vergemakkelijken
      • investeringen in systemen (software of apparatuur) voor elektronische facturatie, handtekening of archivering
      • investeringen in systemen (software of apparatuur) voor de beveiliging van informatie, netwerken en ICT-installaties
      • investeringen in monitoring- en auditinstrumenten voor de beveiligingssystemen van ICT
      • investeringen in systemen (software of apparatuur) die een veiliger beheer van de door de onderneming verzamelde persoonsgegevens mogelijk maken
      • kosten voor softwareontwikkeling die verband houden met voornoemde investeringen en die samen met de vaste activa waarop zij betrekking hebben worden afgeschreven
      • investeringen in systemen (software of apparatuur) die de interfacing van de vorige bedoelde systemen met systemen van de onderneming of naar systemen buiten de onderneming mogelijk maken.

Om voor investeringsaftrek in aanmerking te komen moeten de investeringen worden verstrekt en gefactureerd aan de belastingplichtige. De leverancier moet op de factuur de bedoelde categorie van investering vermelden met een vaste in het koninklijk besluit bepaalde verklaring. 

7.     Outplacement verplicht vanaf 1 januari 2016 

Sinds 1 januari 2014 werd eenheidsstatuut van kracht tussen arbeiders en bedienden. Wij verwijzen hiervoor naar onze nieuwsbrief van 12 juli 2013, onze nieuwsbrief van 31 december 2013, onze nieuwsbrief van 11 juli 2014 en onze nieuwsbrief van 29 december 2014.

Bij deze invoering van het eenheidsstatuut werd het recht op outplacement uitgebreid tot alle werknemers die recht hebben op een opzeggingstermijn van 30 weken (waar die vroeger enkel gold voor werknemers van 45 jaar en ouder die minstens een jaar anciënniteit hadden). De waarde van de outplacementbegeleiding werd daarbij geschat op vier weken loon, hetgeen van de opzeggingsvergoeding wordt afgetrokken.

Tot 31 december 2015 bestond er een overgangsregeling, waarbij de werknemers de mogelijkheid hadden om de outplacement te weigeren en de vier weken loon te behouden.

Met ingang van 1 januari 2016 heeft de werknemer niet langer de keuzemogelijkheid. Concreet betekent dit dat de vier weken loon nu sowieso worden afgetrokken, ongeacht of de werknemer een beroep doet op de outplacementbegeleiding. 

B.    Voor natuurlijke personen - eenmanszaken

1.     Btw-tarief op onroerende werken aan privéwoningen * 

De ouderdomsvereiste van een woning voor de toepassing van het verlaagd btw-tarief van 6 % voor renovatiewerken (Tabel A, rubriek XXXVIII K.B. nr. 20) wordt vanaf 1 januari 2016 verhoogd van vijf jaar naar tien jaar.

De nieuwe regeling is nog niet gepubliceerd, maar de fiscale administratie heeft in een mededeling van 4 december 2015 een overgangsregeling gepubliceerd voor werken uitgevoerd aan een woning van minstens vijf jaar oud in het geval de stedenbouwkundige vergunningsaanvraag of melding ten laatste op 31 december 2015 werd gedaan en de facturen door de aannemer ten laatste op 31 december 2017 worden uitgereikt. 

2.     Speculatiebelasting 

In het kader van de taxshift werd ook een speculatiebelasting aangekondigd. Wij verwijzen hiervoor naar onze
online actualiteit van 5 november 2015.

De wet van 26 december 2015 houdende maatregelen inzake versterking van jobcreatie en koopkracht
(BS 30 december 2015) voert met ingang van 1 januari 2016 een speculatiebelasting van 33 % in op buiten de beroepswerkzaamheid behaalde speculatieve meerwaarden op beursgenoteerde aandelen, opties, warrants of andere financiële instrumenten gerealiseerd op overdracht binnen de zes maanden na de verwerving.

Minwaarden zijn in principe niet aftrekbaar.

Wanneer dezelfde aandelen in verschillende stappen (en dus tegen verschillende prijzen) werden gekocht, wordt gebruik gemaakt van de LIFO-methode (last in first out). Dit betekent dat bij een gespreide aankoop steeds de laatst aangekocht aandelen in aanmerking worden genomen voor een eventuele toepassing van de speculatiebelasting.

De belasting zal worden geïnd door Belgische financiële tussenpersonen, waarbij de ingehouden belasting een soort bevrijdende voorheffing vormt en de meerwaarde dus niet dient aangegeven te worden in de fiscale aangifte.
Via een buitenlandse rekening gerealiseerde meerwaarden zullen bijgevolg wel moeten aangegeven worden.

Obligaties, converteerbare obligaties en beleggingsfondsen zijn niet onderworpen aan de speculatiebelasting.
Aandelen  verkregen door het uitoefenen van gereglementeerde aandelenopties of aandelen toegekend door de werkgever waarbij de verwerving aanleiding heeft gegeven tot een belastbaar beroepsinkomen worden evenmin geviseerd. 

3.     Verhoging forfaitaire aftrek beroepskosten werknemers 

De programmawet van 19 december 2014 (BS 29 december 2014) voorzag reeds in een verhoging van de forfaitaire beroepskosten voor werknemers. Wij verwijzen hiervoor naar onze nieuwsbrief van 29 december 2014.

De wet van 26 december 2015 houdende maatregelen inzake versterking van jobcreatie en koopkracht
(BS 30 december 2015) voorziet in een verdere verhoging van de forfaitaire beroepskosten voor werknemers.

Voor bezoldigingen betaald of toegekend vanaf 1 januari 2016 zullen de volgende tarieven worden gehanteerd:

      • 30 % voor de eerste schijf van € 5.505,00
      • 11 % voor de schijf van € 5.505,00 tot € 13.000,00
      • 3 % voor de schijf boven € 13.000,00 

De aftrek wordt geplafonneerd op € 2.760,00.

Voor bezoldigingen toegekend vanaf 1 januari 2018 wordt nog slechts een enkel percentage van 30 % gehanteerd,
waarbij de aftrek wordt geplafonneerd op € 2.950,00. 

4.     Vlaamse woonbonus anno 2016 

De bevoegdheid voor het fiscale regime voor de eigen woning werd overgeheveld naar de gewesten.
Wij verwijzen hiervoor naar onze nieuwsbrief van 11 juli 2014, onze online actualiteit van 19 november 2014 en onze nieuwsbrief van 8 april 2015.

Het decreet van 18 december 2015 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2016 (BS 29 december 2015) maakt komaf met de vele fiscale voordelen voor een woonlening en integreert de volledige Vlaamse woningfiscaliteit in de woonbonus. De regeling gaat in voor leningen die zijn afgesloten vanaf 1 januari 2016.

Deze woonbonus (aftrek voor enige en eigen woning) was tot nog toe niet van toepassing op personen die reeds een andere woning hadden. Deze belastingplichtigen moesten tot nog toe in dat geval een beroep doen op het langetermijnsparen en de belastingvermindering voor gewone intresten.

In de nieuwe regeling valt de voorwaarde van enige eigen woning echter weg en wordt de woonbonus van toepassing op elke eigen woning, te weten de woning waarin men zelf woont.

Het statuut van enige woning blijft evenwel een rol spelen voor de toeslag, die enkel wordt toegekend als het gaat om de enige woning bij het afsluiten van de lening en blijft toegekend worden zolang men geen tweede woning verwerft.

Ook het begrip eigen woning wordt ruimer. Onder de huidige regeling moet de woning bewoond zijn op het einde van het jaar waarin de lening werd afgesloten of, in bepaalde uitzonderingsgevallen, ten laatste twee jaar nadien, zoniet moest men terugvallen op het langetermijsparen. Voortaan zal in deze gevallen ook de woonbonus van toepassing zijn
(vanaf het moment van de bewoning). 

5.     Verlaging sociale bijdragen zelfstandigen 

In het kader van de taxshift werd ook een verlaging van de sociale bijdragen voor zelfstandigen in het vooruitzicht gesteld. Wij verwijzen hiervoor naar onze online actualiteit van 5 november 2015.

De wet van 26 december 2015 houdende maatregelen inzake versterking van jobcreatie en koopkracht (BS 30 december 2015) zal over de volgende jaren de sociale bijdragen voor zelfstandigen als volgt verlagen. 

 

huidige tarief

2016

2017

2018

starter – 1e jaar

20,5 %

20,5 %

20,5 %

20,5 %

starter – 2e jaar

21 %

21 %

21 %

20,5 %

starter – 3e jaar

21,5 %

21,5 %

21 %

20,5 %

gewone zelfstandige (hoofd – en bijberoep) – vanaf 4e jaar

22 %

21,5 %

21 %

20,5 %

gepensioneerde

22 %

21,5 %

21 %

20,5 %

6.     Tarieven personenbelasting 

In het kader van de taxshift werd een herschikking van de tarieven in de personenbelasting in het vooruitzicht gesteld. Wij verwijzen hiervoor naar onze online actualiteit van 5 november 2015.

De wet van 26 december 2015 houdende maatregelen inzake versterking van jobcreatie en koopkracht (BS 30 december 2015) zal vanaf inkomstenjaar 2016 in twee stappen de tariefschijf van 30 % integreren in die van 25 % en de ondergrens voor de tariefschijf van 45 % verhogen.

In de periode 2015 tot 2019 zullen de tariefschrijven dan als volgt evolueren. 

aanslagjaar

2016

2017

2019

2020

25 %

0 – 5.705

0 – 7.070

0 – 8.120

0 – 8.120

30 %

5.705 – 8.120

7.070 – 8.120

-

-

40 %

8.120 – 13.530

8.120 – 13.530

8.120 – 13.940

8.120 – 14.330

45 %

13.530 – 24.800

13.530 – 24.800

13.940 – 24.800

14.330 – 24.800

50 %

24.800 -

24.800 -

24.800 -

24.800 -

C.    Voor vennootschappen en verenigingen

1.     Eerste Vlaamse ruling – verkooprecht op onverdeelde woning in vennootschap 

In onze nieuwsbrief van 15 juli 2015 kondigden wij reeds aan dat er een Vlaamse rulingdienst in de maak was.
Intussen is deze Vlaamse rulingdienst operationeel en velde die reeds zijn eerste voorafgaande beslissing (voorafgaande beslissing nr. 15001 van 26 oktober 2015).

De ruling ging over een onroerend goed, in onverdeeldheid gehouden door een vennoot en zijn vennootschap.
Op een uitonverdeeldheidtreding is normaliter enkel het verdeelrecht verschuldigd.

De Vlaamse rulingdienst besliste echter dat bij een uitonverdeeldheidtreding toch het verkooprecht verschuldigd is, aangezien de Vlaamse Codex Fiscaliteit in de artikelen 2.9.1.0.4 en 2.9.1.0.5 uitdrukkelijk bepaalt dat een verkrijging door een vennoot van een onroerend goed aan het verkooprecht onderworpen wordt. De Vlaamse rulingdienst beschouwt de uitonverdeeldheidtreding in haar beslissing als een verkrijging en geeft deze regel dan ook voorrang boven de algemene regel dat bij uitonverdeeldheidtreding het verdelingsrecht van toepassing is. De FOD Financiën kwam in haar beslissing
nr. E.E./106.218 van 22 september 2014 trouwens ook al tot deze conclusie.

Deze uitspraak heeft hoofdzakelijk gevolgen voor de NV. Bij de BVBA is er geen verkooprecht van toepassing als het onroerend goed door de vennoot zelf was ingebracht of indien de vennoot deel uitmaakte van de vennootschap op het moment dat zij het onroerend goed aankocht. 

2.     Rechtspersonen – bestuurders en de btw – bijkomend uitstel 

Rechtspersonen die een mandaat als bestuurder, zaakvoerder of vereffenaar van een vennootschap vervullen,
zijn in principe btw-plichtig. Tot nog toe liet de fiscus deze rechtspersonen echter de mogelijkheid om ervoor te opteren hun vergoedingen buiten het stelsel van de btw te houden.

Ingevolge een advies van de Europese Commissie heeft de fiscale administratie echter beslist om een einde te stellen aan deze keuzemogelijkheid, waardoor de vergoedingen die deze rechtspersonen ontvangen volledig aan de btw onderworpen zullen zijn.

De btw-beslissing E.T. 125.180 van 20 november 2014 bepaalde de inwerkingtreding van deze nieuwe regeling oorspronkelijk op 1 januari 2015, maar in een nieuwe beslissing van 12 december 2014 werd de inwerkingtreding met een jaar uitgesteld, namelijk tot 1 januari 2016. Wij verwijzen hiervoor naar onze nieuwsbrief van 29 december 2014.

De inwerkingtreding werd intussen verder uitgesteld tot 1 april 2016.

 
Bebotax BV
Steenweg Deinze 124 B
B-9810 Nazareth - Belgiƫ

+32 (0)9 384 93 39
webmaster@bebotax.com
RPR Gent afd. Gent - BTW BE 0438.569.761
Belangrijke informatie
Disclaimer
Laatst gewijzigd : 12/07/2023