Nieuwsbrief Jaargang 29 # 1
Uitgebracht op : 08-04-2015A. Voor alle belastingplichtigen
1. Onkostenvergoedingen voor buitenlandse dienstreizen
De FOD Buitenlandse Zaken heeft, zoals elk jaar, in het Staatsblad de bedragen gepubliceerd die het als onkostenvergoeding toekent aan zijn ambtenaren wanneer die op missie gaan naar het buitenland. De fiscus gebruikt die bedragen ook om te bepalen wat op fiscaal vlak een aanvaardbare vergoeding is voor een werknemer of bedrijfsleider die occasioneel of regelmatig dienstreizen naar het buitenland maakt, voor zover die geen deel uitmaken van hun normale, dagelijkse beroepsactiviteit.
Een dergelijke vergoeding wordt beschouwd als een terugbetaling van eigen kosten van de werkgever, die belastingvrij blijft bij de werknemer en waarvoor geen bewijsstukken nodig zijn.
Dit forfait mag niet toegepast worden voor de hotelkosten, hiervoor zijn hoe dan ook bewijsstukken noodzakelijk.
Het forfait betreft de overige kosten van een verblijf in het buitenland, zoals maaltijdkosten en transport ter plaatse.
Het verblijf in het buitenland moet minstens tien uur duren en voor meerdaagse reizen mag voor de dag van vertrek en de dag van aankomst maar de halve vergoeding worden toegekend. Voor dienstreizen die langer dan 30 dagen duren, is het forfait evenmin van toepassing.
De bedragen kunnen in extenso geraadpleegd worden in het Ministerieel Besluit van 23 maart 2015 (BS 30 maart 2015). De bedragen zijn geldig vanaf 1 april 2015.
2. Paritair Comité 218 opgeheven
Het Paritair Comité nr. 218, zijnde het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden en met 400.000 werknemers het grootste Belgische paritair comité, bestaat sinds 1 april 2015 niet langer.
Vorig jaar beslisten de sociale partners om het paritair comité 218 op te heffen en de paritaire comités 100, 200, 335 en 337 te herschikken. Wij verwijzen hiervoor naar de Koninklijk Besluiten van 10 april 2014 m.b.t. de herschikking van de bevoegdheden van voormelde paritaire comités (BS 25 maart 2014).
Met ingang van 1 april 2015 wordt het Paritair Comité 200, dat in 1974 werd opgericht, maar nooit werkzaam was, geactiveerd met de bevoegdheid voor "de werknemers die hoofdzakelijk hoofdarbeid verrichten en hun werkgevers die niet onder een eigen, noch onder een aanvullend paritair comité voor de non-profitsector ressorteren." Ondernemingen met een commerciële activiteit zullen in de toekomst dus onder Paritair Comité 200 vallen. Dit neemt alle collectieve arbeidsovereenkomsten van het Paritair Comité 218 over, waardoor de werknemers dezelfde loon - en arbeidsvoorwaarden behouden.
Werknemers die door de wijziging niet meer thuishoren in Paritair Comité 200 verhuizen naar Paritair Comité 335 (organisaties die diensten en ondersteuning verlenen aan het bedrijfsleven en de zelfstandigen, zoals beroepsorganisaties en werkgeversorganisaties) of naar Paritair Comité 337 (aanvullend paritair comité voor de non-profitsector).
3. Het geregistreerd kassasysteem in de horeca - volgende aflevering
Over de invoering van het geregistreerde kassasysteem in de horeca is al veel inkt gevloeid. Wij verwijzen hiervoor naar onze nieuwsbrief van 29 december 2014, onze online actualiteit van 14 juli 2014, ,
onze nieuwsbrief van 31 december 2013, onze online actualiteit van 17 juli 2013 en onze nieuwsbrief van 11 juli 2013.
De fiscale administratie publiceerde recentelijk een aantal beslissingen waarin een aantal verdere praktische modaliteiten en toepassingsgevallen worden geregeld.
Zo besliste de administratie in haar beslissing BTW nr. E.T. 127.736 van 16 februari 2015 dat instellingen en ondernemingen die zeer occasioneel restaurant - of cateringdiensten verrichten en geen andere activiteit hebben in de horeca of voeding geen geregistreerd kassasysteem moeten gebruiken. Hiermee worden bedoeld de belastingplichtigen die maximaal vijf kalenderdagen per jaar restaurant - of cateringdiensten verrichten. Zij moeten wel btw-bonnetjes uitreiken. De uitzondering is evenwel niet van toepassing indien deze ontvangsten minimum 10 % van de totale omzet uit horeca-activiteiten bedragen en meer bedragen dan € 15.000,00 per kalenderjaar.
Dezelfde beslissing bepaalt ook dat restaurantdiensten die zijn vrijgesteld overeenkomstig artikel 44 W.B.T.W.
(b.v. een jeugdvereniging die occasioneel een eetfestijn organiseert ten voordele van de eigen werking) eveneens vrijgesteld zijn van het geregistreerd kassasysteem, zonder dat voormelde voorwaarden van toepassing zijn. Hier moeten ook geen btw-bonnetjes worden uitgereikt.
Verder besliste de administratie in haar beslissing BTW nr. E.T. 127.735 van 2 maart 2015 dat het gebruik van het geregistreerde kassasysteem ook niet verplicht is in het geval waarin een belastingplichtige aan de eindconsument restaurant - of cateringdiensten verstrekt en hiervoor nagenoeg volledig een beroep doet op een onderaannemer.
4. Wettelijke intrestpercentages in 2015
De wettelijke intrestvoet is het intrestpercentage dat van toepassing is in burgerlijke zaken en in bepaalde handelszaken (bv. voor een transactie tussen een handelaar en een particulier) en werd ingevoerd bij wet van 5 mei 1865 betreffende de lening tegen interest (BS 7 mei 1865), laatst gewijzigd bij programmawet van 27 december 2006 (BS 28 december 2006).
Deze wettelijke intrestvoet bedraagt met ingang van 1 januari 2015 2,5 % (mededeling van de Administratie van de Thesaurie, BS 30 januari 2015). Voor 2014 bedroeg deze wettelijke intrestvoet nog 2,75 % (mededeling van de Administratie van de Thesaurie, BS 20 januari 2014).
Dezelfde wet bepaalt dat de wettelijke rentevoet in fiscale zaken steeds 7 % bedraagt.
Handelstransacties die vallen onder de wet van 2 augustus 2002 betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransacties (BS 7 augustus 2002) vallen onder een ander intrestpercentage. Volgens deze wet is bij handelstransacties tussen ondernemingen en tussen ondernemingen en overheden een afzonderlijk interestpercentage van toepassing. Dit percentage bedroeg voor het tweede semester van 2014 7,5 % voor overeenkomsten gesloten voor
16 maart 2013 en 8,5 % voor overeenkomsten gesloten, vernieuwd of verlengd vanaf 16 maart 2013 (mededeling FOD Financiën, BS 5 september 2014). Voor het eerste semester van 2015 bedraagt dit tarief 7,5 % voor de overeenkomsten gesloten voor 16 maart 2013 en 8,5 % voor overeenkomsten gesloten, vernieuwd of verlengd vanaf 16 maart 2013.
Met ingang van 16 maart 2015 bedraagt het percentage 8,5 % (mededeling FOD Financiën, BS 16 maart 2015).
B. Voor natuurlijke personen - eenmanszaken
1. Fiscaal misbruik in het Vlaams Gewest - "witte lijst" is terug
In onze online actualiteit van 16 februari 2015 bespraken wij de omzendbrief nr. 2014/2 van 23 december 2014
(BS 23 januari 2015) over de toepassing van de algemene antimisbruikbepaling uit de Vlaamse Codex Fiscaliteit op het vlak van registratie - en erfbelasting. Zoals meegedeeld bevatte deze omzendbrief niet langer een "witte lijst", een niet-exhaustieve opsomming van rechtshandelingen die zeker niet als fiscaal misbruik kunnen worden beschouwd. Daarnaast viel ook de erkenning weg dat testamentaire bepalingen niet worden beschouwd als fiscaal misbruik.
De Vlaamse belastingadministratie publiceerde daarop een nieuwe versie in haar omzendbrief nr. 2015/1 van 16 februari 2015 (BS 25 maart 2015). De nieuwe versie bevat nu wederom een "witte lijst" van rechtshandelingen die niet als fiscaal misbruik zullen worden beschouwd, voor zover ze geen deel uitmaken van een gecombineerde constructie.
Het gaat om de volgende rechtshandelingen:
-
-
- schenkingen door middel van een handgift of een bankgift
- schenkingen bij akte verleden voor een notaris in het buitenland
- gefaseerde schenking van onroerende goederen met een tussenperiode van meer dan drie jaar
- schenking onder last
- schenking onder ontbindende voorwaarde
- schenking door grootouders aan kind(eren) en/of kleinkind(eren)
- schenking met voorbehoud van vruchtgebruik of ander levenslang recht
- schenking waarop het verlaagd tarief van de schenkbelasting van toepassing is
- schenking die een vrijstelling van schenkbelasting geniet
- tontine - en aanwasclausules.
-
Verder is weer opgenomen dat testamentaire bepalingen niet worden beschouwd als fiscaal misbruik.
De omzendbrief specificeert verder dat de opsommingen die worden gegeven in deze "witte lijst", alsmede in de "zwarte lijst", die geen wijzigingen onderging in de tweede versie, niet limitatief zijn.
2. Onbeperkt bijverdienen vanaf 65 jaar
Tot 2014 mocht een gepensioneerde vanaf 65 jaar zijn rustpensioen enkel onbeperkt cumuleren met beroepsinkomsten op voorwaarde dat hij een loopbaan van minstens 42 jaar had.
Het Koninklijk Besluit van 18 januari 2015 (BS 23 januari 2015) wijzigt de regeling inzake toegelaten activiteit en dit met ingang van 1 januari 2015.
Voortaan mogen alle gepensioneerden met een rustpensioen onbeperkt bijverdienen vanaf 1 januari van het jaar van de 65ste verjaardag. Verder mogen ook gepensioneerden met een rustpensioen die nog geen 65 jaar zijn onbeperkt bijverdienen op voorwaarde dat ze een loopbaan van 45 jaar kunnen bewijzen. Deze loopbaan moet bereikt zijn op de ingangsdatum van het vervroegd rustpensioen.
Wie een vervroegd pensioen geniet en niet aan voormelde voorwaarden voldoet, moet zijn beroepsinkomen nog altijd beperken.
Voor de echtgenote die haar beroepsinkomen beperkt ten voordele van het gezinspensioen van haar man blijven de bestaande grenzen behouden, ook wanneer ze ouder dan 65 is. Zij mag bijgevolg niet onbeperkt bijverdienen.
Indien ze daar toch voor kiest, dan wordt het gezinspensioen van de man omgezet naar een pensioen als alleenstaande.
3. Heffing op pensioensparen daalt
Tot en met 31 december 2014 werd op de zestigste verjaardag van een pensioenspaarder een zogenaamde anticipatieve heffing van 10 % aan de pensioenreserves onttrokken. Deze regeling is trouwens ook van toepassing op de klassieke individuele levensverzekeringen.
De Programmawet van 19 december 2014 (BS 29 december 2015) verlaagt dit tarief, doch enkel voor het pensioensparen, van 10 % naar 8 % en dit met ingang van 1 januari 2015. Om dit tarief te kunnen genieten moet het kapitaal worden uitgekeerd:
-
-
- ofwel op het moment van pensionering op de gewone pensioenleeftijd
- ofwel bij pensionering tijdens een van de vijf jaren voorafgaand aan de gewone pensioenleeftijd
- ofwel bij brugpensionering (in de huidige terminologie "bij toetreding tot het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag").
-
Bij uitkering op een ander moment geldt een belastingtarief van 33 %.
De heffing zal echter vervroegd worden ingehouden. De verzekeraars en de banken zullen vanaf 2015 tot 2019 ieder jaar een stuk van de latere anticipatieve heffing vervroegd innen. Het tarief van deze vervroegde inning bedraagt 1 % en wordt berekend op het openstaande kapitaal op 31 december 2014. Bij de uiteindelijke heffing op de leeftijd van 60 jaar zullen de vervroegde inningen worden verrekend.
De anticipatieve heffing heeft een bevrijdend karakter inzake personenbelasting. Indien de uitkeringen niet aan de heffing zijn onderworpen geweest, worden ze belast in de personenbelasting.
4. Boetes laattijdige indiening successieaangifte verhoogd
Sedert 1 januari 2015 int de Vlaamse Regering zelf de Vlaamse successierechten (erfbelasting) en dit ten gevolge van de integratie van het Vlaams Wetboek van Successierechten in de Vlaamse Codex Fiscaliteit. Wij verwijzen hiervoor naar onze online actualiteit van 16 februari 2015.
Hierbij werden tegelijkertijd de sancties voor de laattijdige indiening van de successieaangifte drastisch verzwaard met ingang van 1 januari 2015.
In de oude regeling onder het Wetboek van Successierechten moest de aangifte worden ingediend binnen de vier maanden vanaf het overlijden. Deze termijn was door de administratie verlengbaar bij gegronde redenen. Een laattijdige aangifte werd gesanctioneerd met een boete van € 25,00 per maand vertraging en per erfgenaam / legataris die in gebreke was gebleven. Indien de aangifte werd ingediend binnen een toegestane verlengingstermijn was geen boete verschuldigd.
De successierechten zelf moesten zijn betaald binnen de zes maanden vanaf het overlijden. Bij laattijdige betaling was een nalatigheidintrest verschuldigd vanaf het verstrijken van de betalingstermijn.
In die nieuwe regeling van de Vlaamse Codex Fiscaliteit (VCF) blijven de aangiftetermijn en mogelijke verlenging ervan bestaan. Artikel 3.18.0.0.6 VCF voert echter een belastingverhoging in van 5 tot 20 % van de te betalen erfbelasting, afhankelijk van het tijdstip van de laattijdige indiening. Verder wordt zelfs bij een toegestane verlenging van de aangiftetermijn een belastingverhoging opgelegd, die weliswaar lager is dan de algemene boete, maar toch een aanzienlijke boete blijft.
De nalatigheidintresten beginnen in de nieuwe regeling pas te lopen wanneer de belasting niet wordt betaald binnen de twee maanden te rekenen vanaf de datum van verzending van het aanslagbiljet.
5. Nieuwe circulaire Vlaamse woonfiscaliteit
De gewesten zijn vanaf aanslagjaar 2015 exclusief bevoegd voor de belastingverminderingen en belastingkredieten met betrekking tot de uitgaven die werden gedaan voor het verwerven of behouden van de eigen woning.
De wet van 8 mei 2014 (BS 28 mei 2014) maakte hiertoe de nodige aanpassingen in de fiscale wetgeving. Voor uitgaven betreffende andere woningen dan de eigen woning blijft de federale staat bevoegd. Voor een uitgebreide bespreking van de wetswijziging verwijzen wij naar onze nieuwsbrief van 11 juli 2014.
In haar circulaire AAFisc nr. 6/2015 van 3 februari 2015 gaat de fiscus nader in op het begrip eigen woning, op de regels bij het vaststellen van de eigen woning als meerdere woningen in aanmerking zouden komen, op het tijdstip van beoordeling en op het vaststellen van het bevoegde gewest.
Het gewest dat bevoegd is voor het verlenen van de belastingvermindering wordt niet bepaald a.d.h.v. de ligging van de woning, maar a.d.h.v. het gewest waar de belastingplichtige op 1 januari van het aanslagjaar zijn woonplaats had.
De eigen woning is de woning die de belastingplichtige zelf betrekt of niet zelf kan betrekken omwille van beroeps - of sociale redenen, wettelijke of contractuele belemmeringen of door de stand van de (ver)bouwwerkzaamheden. Indien de belastingplichtige meer dan een woning betrekt waarvan hij eigenaar is, wordt de woning waar de fiscale woonplaats gevestigd is beschouwd als eigen woning. Indien er meerdere woningen zijn waarvoor de voormelde belemmeringen verhinderen dat de belastingplichtige zelf de woning betrekt, heeft de belastingplichtige de keuze. Deze keuze is evenwel onherroepelijk tot het moment dat de belastingplichtige zelf een woning betrekt of de aangeduide woning niet langer bezit. Voor gehuwde of wettelijk samenwonende belastingplichtigen kan slechts een woning als de eigen woning worden aangemerkt.
De notie eigen woning wordt van dag tot dag beoordeeld.
De circulaire bevestigt verder de vroegere administratieve tolerantie waarbij het kadastraal inkomen van een woning die een belastingplichtige om beroeps - of sociale redenen niet zelf kan betrekkenen en die bijgevolg wordt verhuurd, toch voor vrijstelling in aanmerking komt.
6. Schenking bouwgrond in Vlaanderen - gunsttarief verlengd tot 2019
In Vlaanderen bestaat sinds 2003 de mogelijkheid om aan een gunstig tarief een bouwgrond te schenken.
Het moet gaan om een bouwgrond die in het Vlaams Gewest is gelegen. De bouwgrond moet effectief gebruikt worden om er een woning op te bouwen en binnen de vijf jaar moet men zijn woonplaats op het adres van de bouwgrond vestigen.
Deze maatregel is eigenlijk tijdelijk, maar werd tot nog toe steeds verlengd. Het decreet van 19 december 2014
(BS 30 december 2014) verlengde deze maatregel verder tot 31 december 2019.
C. Voor vennootschappen en verenigingen
1. Intresten debet rekening-courant
Indien een bedrijfsleider aan zijn vennootschap goederen of gelden onttrekt (behalve in geval van de gewone opname van loon of dividenden), wordt er een schuld gecreëerd van de bedrijfsleider aan zijn vennootschap. Deze schulden worden doorgaans geboekt op het debet van de rekening-courant.
De bedrijfsleider is dan intrest verschuldigd aan zijn vennootschap. Voor het aanslagjaar 2015 werd het percentage van deze intresten bepaald op 9,20 % (K.B. 22 februari 2015, BS 2 maart 2015). Vorig aanslagjaar bedroeg deze intrest
8,80 %.
2. Bedragen vrijwilligersvergoeding 2015
Organisaties zonder winstoogmerk (o.m. VZW’s) die werken met vrijwilligers kunnen, onder bepaalde voorwaarden,
hun vrijwilligers een forfaitaire onkostenvergoeding geven.
Voor aanslagjaar 2016 (vergoedingen van 2015) bedraagt deze maximale vergoeding € 32,71 per dag en € 1.308,38
per jaar, zo blijkt uit het 14de addendum van 6 januari 2015 bij de circulaire nr. Ci.RH.241/509.803 (AAFisc Nr. 8/2003) van 5 maart 1999. De bedragen zijn niet gewijzigd t.o.v. vorig jaar.
Zolang per vrijwilliger deze grenzen niet overschreden worden, zijn de vergoedingen niet belastbaar en niet onderworpen aan RSZ. Het spreekt voor zich dat deze forfaitaire onkostenvergoeding in principe niet kan worden gecombineerd met een terugbetaling van werkelijk kosten op basis van kostennota’s. Enkel een beperkte combinatie met een terugbetaling van werkelijk afgelegde kilometers is mogelijk.
3. Moeten betalingen naar Luxemburg aangegeven worden of niet?
Sedert 1 januari 2010 zijn vennootschappen verplicht om bij hun fiscale aangifte tevens melding te maken van alle betalingen die zij, rechtstreeks of onrechtstreeks, verrichten aan personen die gevestigd zijn in een belastingparadijs, van zodra het totaalbedrag van de betalingen gedaan tijdens het belastbaar tijdperk een minimum van € 100.000,00 bereikt.
Bij gebrek aan dergelijke aangifte zijn deze betalingen niet aftrekbaar als beroepskost. Bovendien moet de vennootschap het bewijs leveren dat de betalingen zijn verricht in het kader van werkelijke en oprechte verrichtingen en aan personen andere dan artificiële constructies (artikel 198, § 1, 10° W.I.B. 1992).
Wij vermeldden reeds in onze nieuwsbrief van 8 april 2014 dat o.m. het Groothertogdom Luxemburg figureerde op de lijst van belastingparadijzen van de OESO (naast Cyprus, de Britse Maagdeneilanden en de Seychellen).
De minister van financiën verklaarde destijds dat deze landen ook effectief onder de meldingsplicht vallen en dit voor boekjaren die aanvangen op of na 1 december 2013. Artikel 307, § 1, vijfde lid W.I.B. 1992 bepaalt echter dat vereist is dat het land in kwestie gedurende het volledige belastbare tijdperk op deze zwarte lijst moet gestaan hebben, zodat destijds de meldingsplicht bijgevolg nog niet zeker was.
Op datum van vandaag staan deze landen echter nog steeds op de OESO-lijst, zodat er wettelijk gezien geen twijfel over bestaat dat de aangifteverplichting in principe ook geldt voor betalingen die richting Groothertogdom Luxemburg gebeuren. Hierover ondervraagd in de Kamercommissie gaf de minister van financiën geen uitsluitsel over de vraag of vennootschappen ook effectief verplicht zijn hun betalingen naar het Groothertogdom Luxemburg te vermelden in de jaarlijkse aangifte van betalingen naar belastingparadijzen. Hij liet verstaan het bijkomend onderzoek af te wachten dat de OESO onlangs opstartte naar de vraag of Luxemburg nog langer als non compliant moet worden aangemerkt op het gebied van informatieverstrekking (Integraal Verslag, Parl. St. Kamer, 2014-15, 18 maart 2015, CRIV 54 COM 121).
4. Taks op de omzetting van effecten aan toonder - vernietigingsarrest gepubliceerd
In het kader van de omzetting van effecten aan toonder in effecten op naam of gedematerialiseerde effecten werd eind 2011 een taks ingevoerd op de omzetting van effecten aan toonder. Deze taks bedroeg 1 % voor de omzettingen in 2012 en 2 % voor de omzettingen in 2013.
Tegen deze wet werd een vernietigingsberoep ingesteld bij het Grondwettelijk Hof, dat op zijn beurt aan het Europees Hof van Justitie een prejudiciële vraag stelde naar de verenigbaarheid van de Belgische taks op de omzetting van effecten aan toonder met de EU -richtlijn 2008/7/EG van de Raad van 12 februari 2008 betreffende de indirecte belastingen op het bijeenbrengen van kapitaal (Pb. L 21 februari 2008, afl. 46, 11).
Het Europees Hof van Justitie heeft in haar arrest van 9 oktober 2014 (zaak nr. C- 299/13, Gielen) bevestigd dat het Europees recht zich verzet tegen de heffing van een belasting op de omzetting van effecten aan toonder in effecten op naam of gedematerialiseerde effecten.
In haar arrest nr. 12/2015 van 5 februari 2015 heeft het Grondwettelijk Hof de taks op de omzetting van effecten aan toonder in effecten op naam of gedematerialiseerde effecten met terugwerkende kracht nietig verklaard.
Dit betekent dat deze belasting ook effectief kan worden teruggevorderd.
Wij verwijzen hiervoor naar onze nieuwsbrief van 29 december 2014 en onze online actualiteit van 17 februari 2015.
Het vernietigingsarrest werd intussen gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 27 februari 2015. Deze publicatie doet, overeenkomstig artikel 18 van de Bijzondere Wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, een termijn van zes maanden lopen tijdens dewelke een administratief of rechterlijk beroep kan worden ingediend tegen de bestuurshandelingen die gegrond zijn op de door het Grondwettelijk Hof vernietigde bepaling.
5. Liquidatiereserve ook mogelijk voor winst 2012 en 2013
De programmawet van 19 december 2014 (BS 29 december 2014) voerde een nieuwe, permanente regeling in voor de aanleg van een liquidatiereserve. Wij verwijzen hiervoor naar onze nieuwsbrief van 29 december 2014.
Deze regeling volgde op de maatregel waarbij tot 1 oktober 2014 bepaalde reserves konden worden "vastgeklikt" tegen betaling van een roerende voorheffing van 10 % en dit onder de voorwaarde dat het netto dividend werd aangewend voor een kapitaalverhoging en gedurende een bepaalde termijn in de vennootschap blijft. Wij verwijzen hiervoor naar onze nieuwsbrief van 12 juli 2013 en onze nieuwsbrief van 9 april 2013.
De nieuwe liquidatiereserve kan echter enkel worden toegepast op winsten vanaf het boekjaar dat afsluit op
31 december 2014, terwijl de "vastklikoperatie" in de praktijk vaak enkel van toepassing was op de winsten opgebouwd tot 31 december 2011. Hierdoor vallen de winsten van de boekjaren 2012 en 2013 als het ware tussen twee stoelen.
Om deze reden heeft de regering tijdens het begrotingsoverleg van 3 april 2015 besloten om het toepassingsgebied van de liquidatiereserve uit te breiden tot de winsten van de boekjaren 2012 en 2013. Aangezien hiervan nog geen wetteksten bestaan, dient het nodige voorbehoud in acht te worden genomen. Wij berichten u uiteraard verder op het moment dat de nodige wetgeving wordt gepubliceerd. De tijd dringt wel.
Steenweg Deinze 124 B
B-9810 Nazareth - Belgiƫ
+32 (0)9 384 93 39
webmaster@bebotax.com
RPR Gent afd. Gent - BTW BE 0438.569.761