Nieuwsbrief Jaargang 28 # 3

Uitgebracht op : 29-12-2014

Regeerakkoorden en nieuwe fiscale maatregelen

Recentelijk werden de nieuwe op stapel staande begrotingsmaatregelen, ontstaan in de schoot van de Vlaamse en federale regering, bekend. Deze zijn, voor het Vlaamse niveau, te vinden in het ontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2015 (Parl. St. Vl. Parl. 2014-15, nr. 132/19) en, voor het federale niveau, in de programmawet van 19 december 2014 (BS 29 december 2014). Wij vatten de belangrijkste fiscale maatregelen voor u samen. Voor het Vlaamse niveau werd de tekst op 17 december 2014 aangenomen door de plenaire vergadering.
De samenvatting is dan ook onder voorbehoud van de publicatie in het Belgisch Staatsblad.

A.    Voor natuurlijke personen - eenmanszaken

1.     Belastingvermindering voor inbraak - en brandbeveiliging verdwijnt

Tot nog toe bestond er een belastingvermindering voor uitgaven om een privéwoning te beveiligen tegen inbraak of brand. De belastingvermindering bedraagt maximaal € 760,00 (geïndexeerd bedrag aanslagjaar 2015) per woning.

Artikel 63 van het ontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2015 (Parl. St. Vl. Parl. 2014-15, nr. 132/19) schaft deze belastingvermindering af met ingang van 1 januari 2015.

2.     "Miserietaks" afgeschaft

Sinds 1 augustus 2012 werd het verdelingsrecht in Vlaanderen verhoogd van 1 tot 2,5 %. Dit verdelingsrecht is van toepassing wanneer een eind wordt gemaakt aan een bestaande onverdeeldheid m.b.t. een onroerend goed of indien tussen onverdeelde mede-eigenaars een onverdeeld deel wordt overgedragen. Aangezien dit verdelingsrecht o.a. van toepassing is op de verdeling van een goed bij echtscheiding werd deze belasting in de volksmond vaak aangeduid als "miserietaks".

Artikel 73 en 74 van het ontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2015 (Parl. St. Vl. Parl. 2014-15, nr. 132/19) verminderen het verschuldigde registratierecht terug tot 1 %, doch enkel in geval van een echtscheiding (of beëindiging van een wettelijke samenwoonst van minimaal een jaar).

3.     Huispersoneel en dienstboden volledig onderworpen aan RSZ

Tot voor kort voorzag de Belgische sociale zekerheidswetgeving in een volledige of gedeeltelijke RSZ-vrijstelling voor bepaalde categorieën van huispersoneel en dienstboden. Het koninklijk besluit van 13 juli 2014 (BS 28 juli 2014) bepaalt dat huispersoneel en dienstboden volledig onderworpen zijn aan RSZ-bijdragen en dit met ingang van 1 oktober 2014.

Een vrijstelling van RSZ is enkel nog mogelijk voor occasionele activiteiten van maximum acht uur per week (b.v. babysitten, gezelschap houden van oudere personen, begeleider of chauffeur zijn van minder mobiele personen).

4.     Indexering fiscale uitgaven

De programmawet van 19 december 2014 (BS 29 december 2014) voorziet in de bevriezing van de indexering van verschillende fiscale aftrekken en belastingverminderingen tot en met aanslagjaar 2018. Vanaf aanslagjaar 2019 (inkomsten van 2018) zullen deze bedragen terug geïndexeerd worden. Het gaat om de volgende verminderingen:

      • pensioenen en vervangingsinkomsten
      • de vrijgestelde eerste schrijf van de inkomsten uit spaardeposito's (en gelijkgestelde inkomsten)
      • de fiscale korf voor het langetermijnsparen, de aankoop van aandelen of kapitaalaandelen van de werkgevende vennootschap en voor pensioensparen
      • de uitgaven gedaan met het oog op energiebesparing, de aankoop van een elektrisch voertuig, voor een ontwikkelingsfonds of in aanmerking genomen voor de aftrek voor de enige eigen woning
      • de giften en bezoldigingen van een huisbediende
      • de laagenergiewoningen, passiefwoningen, nulenergiewoningen

5.     Verhoging forfaitaire beroepskosten

Voor bezoldigingen en baten waarvoor de belastingplichtige geen werkelijke beroepskosten bewijst, worden door artikel 51 WIB 92 deze beroepskosten forfaitair vastgelegd, via percentages en schijven. Deze percentages en schijven bedragen voor werknemers op dit moment:

      • 28,7 % voor de eerste schijf van € 3.750,00
      • 10 % voor de schrijf van € 3.750,00 tot € 7.450,00
      • 5 % voor de schijf van € 7.450,00 tot € 12.400,00
      • 3 % voor de schijf boven € 12.400,00

De programmawet van 19 december 2014 (BS 29 december 2014) voorziet met ingang van 1 januari 2015 in een verhoging van deze forfaitaire aftrek van beroepskosten voor werknemers. De forfaitaire beroepskosten worden als volgt verhoogd:

      • 29,35 % voor de eerste schijf van € 3.775,00
      • 10,50 % voor de schijf van € 3.775,00 tot € 7.450,00
      • 8 % voor de schijf van € 7.450,00 tot € 12.700,00
      • 3 % voor de schijf boven € 12.700,00

Deze forfaitaire aftrek wordt met ingang van 1 januari 2016 verder verhoogd tot:

      • 30 % voor de eerste schijf van € 3.800,00
      • 11 % voor de schijf van € 3.800,00 tot € 13.000,00
      • 3 % voor de schijf boven € 13.000,00

6.     Een buitenlandse bedrijfswagen in België

Voertuigen die in België in het verkeer worden gebracht moeten in België worden ingeschreven, waardoor verkeersbelasting en belasting op de inverkeerstelling verschuldigd zijn. Op deze regel bestaan evenwel een aantal uitzonderingen.

Zo was een Belgische verblijfhouder (natuurlijke persoon) die een in het buitenland ingeschreven voertuig gebruikt voor de uitoefening van zijn beroep en, in bijkomende orde, voor zijn privéverplaatsingen vrijgesteld van inschrijving in België indien het voertuig ter beschikking was gesteld door een buitenlandse werkgever aan een Belgisch verblijfhouder die verbonden was door een arbeidsovereenkomst en er een bijzonder btw-attest aanwezig was in het voertuig.

Het koninklijk besluit van 18 juni 2014 (BS 5 september 2014) heeft de voorwaarde van aanwezigheid van het btw-attest geschrapt met ingang van 1 oktober 2014. Voortaan moeten de volgende documenten in het voertuig aanwezig zijn: een kopie van de arbeidsovereenkomst en een door de buitenlandse werkgever opgesteld document waaruit blijkt dat deze het voertuig ter beschikking stelt aan de werknemer.

Voor een zaakvoerder, bestuurder of andere persoon die niet verbonden is door een arbeidsovereenkomst zijn de volgende documenten verplicht aanwezig: een kopie van de opdracht en een door de buitenlandse opdrachtgever opgesteld document waaruit blijkt dat deze het voertuig ter beschikking stelt van zijn medecontractant.

Er is evenmin inschrijvingsplicht voor voertuigen die voor een korte periode van maximaal een maand gratis ter beschikking worden gesteld van een Belgische verblijfhouder. In dit geval moet zich een door de buitenlandse titularis opgesteld document aan boord bevinden waaruit blijkt dat deze toestemming verleent om het voertuig te gebruiken voor een bepaalde periode, met vermelding van de einddatum.

7.     Vlaamse renovatiepremie wordt belastingvermindering / belastingkrediet

De Vlaamse renovatiepremie, ingevoerd bij besluit van de Vlaamse Regering van 2 maart 2007 (BS 21 maart 2007),
die kon worden aangevraagd bij renovaties van meer dan € 10.000,00, is met ingang van 1 december 2014 geschrapt.
Wij verwijzen hiervoor naar het besluit van de Vlaamse Regering van 29 oktober 2014 (BS 4 november 2014).

De premie zal vanaf de zomer van 2015 terug kunnen worden aangevraagd, doch niet meer in de vorm van een subsidie, maar in de vorm van een belastingvermindering of een belastingkrediet.

B.    Voor vennootschappen en verenigingen

1.     Rechtspersonen - bestuurders en de btw

Rechtspersonen die een mandaat als bestuurder, zaakvoerder of vereffenaar van een vennootschap vervullen, zijn in principe btw-plichtig. Tot nog toe liet de fiscus deze rechtspersonen echter de mogelijkheid om ervoor te opteren hun vergoedingen buiten het stelsel van de btw te houden.

Ingevolge een advies van de Europese Commissie heeft de fiscale administratie echter beslist om een einde te stellen aan deze keuzemogelijkheid, waardoor de vergoedingen die deze rechtspersonen ontvangen volledig aan de btw onderworpen zullen zijn.

De btw-beslissing E.T. 125.180 van 20 november 2014 bepaalde de inwerkingtreding van deze nieuwe regeling oorspronkelijk op 1 januari 2015, maar in een nieuwe beslissing van 12 december 2014 wordt de inwerkingtreding met een jaar uitgesteld, namelijk tot 1 januari 2016.

2.     Wijziging aanslag geheime commissielonen

De fiscus kan een afzonderlijke aanslag in de vennootschapsbelasting van 309 % opleggen als er bezoldigingen, commissielonen, voordelen van alle aard of andere vergoedingen zijn toegekend zonder dat daarvoor fiscale fiches zijn opgemaakt of indien de fiscus verdoken meerwinsten ontdekt.

Vorig jaar werd reeds een wettelijke ontsnappingsroute op deze bepalingen ingevoerd, waarbij de aanslag toch niet wordt opgelegd als het bedrag van de vergoedingen en voordelen bij de genieter en met diens akkoord wordt belast binnen de wettelijk voorziene aanslagtermijn van drie jaar. Wij verwijzen hiervoor naar onze nieuwsbrief van 12 juli 2014.
De programmawet van 19 december 2014 (BS 29 december 2014) voorziet nu in een verdere versoepeling.
Zo gaat het tarief drastisch omlaag, van 309 % naar 103 %. Het tarief zakt bovendien verder tot 51,5 % wanneer kan worden aangetoond dat de verkrijger van de voordelen en vergoedingen een rechtspersoon is of indien de verdoken meerwinsten spontaan  terug worden opgenomen in de boekhouding. Bovendien zal de aanslag niet meer worden toegepast indien het gaat om een verwerping van beroepskosten.

3.     Liquidatiereserve

Met ingang van 1 oktober 2014 werd het tarief van de roerende voorheffing op liquidatieboni verhoogd van 10 % naar
25 %. Tegelijkertijd werd er bij de invoering van deze verhoging in een overgangsregeling voorzien, waarbij bestaande reserves konden worden "vastgeklikt" tegen een tarief van 10 %. Voor een gedetailleerde beschrijving van deze regeling verwijzen wij naar onze nieuwsbrief van 12 juli 2013 en onze nieuwsbrief van 9 april 2013.

De programmawet van 19 december 2014 (BS 29 december 2014) voorziet nu in een liquidatiereserve, waarbij aan
kmo-vennootschappen de mogelijkheid geboden wordt de roerende voorheffing van 25 % te vermijden en alsnog 10 % te betalen. Zij zullen jaarlijks (een deel van) hun belaste winst fiscaal kunnen reserveren en betalen 10 % op het gereserveerde bedrag. Bij de ontbinding en vereffening van de vennootschap kan het bedrag van de liquidatiereserve dan zonder bijkomende belasting aan de aandeelhouders worden uitgekeerd.

Deze liquidatiereserve zou ook reeds kunnen aangelegd worden met de winst van boekjaar 2014.

4.     Taks op omzetting van effecten aan toonder in strijd met het EU-recht

In het kader van de omzetting van effecten aan toonder in effecten op naam of gedematerialiseerde effecten werd eind 2011 een taks ingevoerd op de omzetting van effecten aan toonder. Deze taks bedroeg 1 % voor de omzettingen in 2012 en 2 % voor de omzettingen in 2013. Wij verwijzen hiervoor naar onze nieuwsbrief van 5 mei 2006, onze nieuwsbrief van 13 december 2011 en onze nieuwsbrief van 12 april 2012.

Tegen deze wet werd een vernietigingsberoep ingesteld bij het Grondwettelijk Hof, dat op zijn beurt aan het Europees Hof van Justitie een prejudiciële vraag stelde naar de verenigbaarheid van de Belgische taks op de omzetting van effecten aan toonder met de EU -richtlijn 2008/7/EG van de Raad van 12 februari 2008 betreffende de indirecte belastingen op het bijeenbrengen van kapitaal (Pb. L 21 februari 2008, afl. 46, 11).

Het Europees Hof van Justitie heeft in haar arrest van 9 oktober 2014 (zaak nr. C- 299/13, Gielen) bevestigd dat het Europees recht zich verzet tegen de heffing van een belasting op de omzetting van effecten aan toonder in effecten op naam of gedematerialiseerde effecten. Op zich heeft dit arrest nog geen effect, aangezien de zaak nu terug verwezen werd naar het Grondwettelijk Hof, dat uitspraak moet doen over het beroep tot vernietiging.

5.     Intercommunales onderworpen aan de vennootschapsbelasting

Artikel 180, 1° WIB 92 sluit bepaalde intercommunales, samenwerkingsverbanden en projectverenigingen van de toepassing van de vennootschapsbelasting uit, zodat zij worden onderworpen aan de rechtspersonenbelasting. Private rechtspersonen dienen echter aan te tonen dat zij geen onderneming exploiteren of zich niet bezighouden met verrichtingen van winstgevende aard, alvorens zij aan de rechtspersonenbelasting onderworpen worden. Het Grondwettelijk Hof heeft in haar arrest nr. 114/2014 van 17 juli 2014 evenwel geoordeeld dat het niet redelijk verantwoord is om autonome gemeentebedrijven uit te sluiten van de vrijstelling van vennootschapsbelasting voor activiteiten die, wanneer zij door de gemeente zelf, door een intercommunale, een samenwerkingsverband of een projectvereniging zou worden uitgeoefend, wel zouden zijn vrijgesteld van de vennootschapsbelasting.

De programmawet van 19 december 2014 (BS 29 december 2014) voorziet dat intercommunales die geen vrijstelling van vennootschapsbelasting kunnen rechtvaardigen zullen worden onderworpen aan de vennootschapsbelasting voor boekjaren die worden afgesloten vanaf 1 juli 2015.

6.     Eenhoofdigheid van vennootschappen

Een vennootschap is in beginsel een samenwerking tussen twee of meer personen die overeenkomen om iets in gemeenschap te brengen met een bepaald doel (vgl. artikel 1, lid 1 W. Venn.). Enkel een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (BVBA) kan door een enkele persoon worden opgericht (artikel 211 W. Venn.), maar ook hier bestaan beperkingen. Wij zetten een en ander op een rijtje voor de belangrijkste vennootschapsvormen.

De naamloze vennootschap (NV) kan op straffe van nietigheid niet door minder dan twee personen worden opgericht. Indien de vennootschap eenhoofdig wordt in de loop van haar bestaan wordt zij evenwel niet van rechtswege ontbonden. De eenhoofdige NV blijft verder bestaan en beschikt over een regularisatietermijn van een jaar om een tweede aandeelhouder in de vennootschap op te nemen, de NV om te zetten in een BVBA of de vennootschap te ontbinden.
Na verloop van deze termijn zal de enige aandeelhouder hoofdelijk borg staan voor alle verbintenissen van de vennootschap die zijn ontstaan nadat alle aandelen in een hand waren verenigd en dit tot de toestand van de vennootschap is geregulariseerd. Het gegeven dat alle aandelen verenigd zijn in een hand moet tevens worden vermeld in het vennootschapsdossier dat op de griffie van de rechtbank van koophandel wordt bijgehouden (zie artikel 644 W. Venn.).

De BVBA kan worden opgericht door een enkele persoon, doch het kapitaal moet minimaal voor € 12.400,00
(i.p.v. € 6.200,00) worden volstort. Indien een BVBA tijdens haar bestaan eenhoofdig wordt, moet het volstorte kapitaal binnen een termijn van een jaar minimaal € 12.400,00 bedragen (zie artikel 213 W. Venn.). De natuurlijke persoon die de enige vennoot is van een BVBA wordt echter geacht hoofdelijk borg te staan voor de verbintenissen van iedere andere BVBA die hij nadien alleen opricht of waarvan hij nadien de enige vennoot wordt, behalve wanneer de aandelen door overlijden aan hem overgaan (zie artikel 212 W. Venn.). Indien de enige vennoot een rechtspersoon is en indien binnen een jaar geen nieuwe vennoot is opgenomen of de vennootschap niet is ontbonden, wordt de enige vennoot geacht hoofdelijk borg te staan voor alle verbintenissen van de vennootschap die zijn ontstaan nadat alle aandelen in een hand waren verenigd en dit tot de toestand van de vennootschap is geregulariseerd (zie artikel 213 W. Venn.).

Daarnaast bestaat sinds 1 juni 2010 ook de BVBA starter (S-BVBA), waarbij slechts € 1,00 startkapitaal is vereist.
Wij verwijzen hiervoor naar onze nieuwsbrief van 15 juli 2010.
De S-BVBA kan enkel worden opgericht door een of meerdere natuurlijke personen voor zover geen van hen effecten bezit in een andere BVBA die 5 % of meer vertegenwoordigen van de in die BVBA aanwezige stemrechten en dit eveneens op straffe van hoofdelijke aansprakelijkheid (zie artikel 211bis en 212bis W. Venn.).

C.    Voor alle belastingplichtigen

1.     De geregistreerde kassa in de horeca - definitieve regeling

De  btw-administratie publiceerde op 26 november 2014 haar beslissing nr. E.T. 127.190 houdende de definitieve regeling m.b.t. het geregistreerde kassasysteem GKS.
Voor de praktische toepassing en verdere informatie verwijzen wij naar onze online actualiteit van 14 juli 2014, onze nieuwsbrief van 11 juli 2013, onze nieuwsbrief van 31 december 2013 en onze online actualiteit van 17 juli 2013.

Wij herhalen dat horeca-uitbaters wiens omzet in 2014 voor ten minste 10 % bestond uit restaurant - of cateringdiensten zich uiterlijk op 28 februari 2015 moeten registreren in de GKS-registratiemodule, via de website http://www.geregistreerdekassasystemen.be.
Na deze registratie ontvangt de horeca-uitbater van de btw-administratie een uiterlijke implementatiedatum waarop de geregistreerde kassa operationeel moet zijn, nl. 30 juni 2015, 30 september 2015 of 31 december 2015. Heeft een horecazaak meerdere vestigingen, dan moet voor elke vestiging een GKS geïnstalleerd worden. De administratie zal pas tot sancties overgaan vanaf 1 januari 2016, wanneer de implementatiedatum voor alle ondernemingen verstreken is.

2.     Nieuwe lokalisatieregels btw vanaf 1 januari 2015 en mini-eenloketsysteem

In 2010 werd een nieuwe btw-regeling ingevoerd voor de plaatsbepaling van diensten.
Voor een uitgebreide bespreking verwijzen wij naar onze nieuwsbrief van 11 december 2009 en onze documentatie van 12 december 2009. Kort samengevat worden business to business (B2B) diensten geacht plaats te vinden in het land van de afnemer van de dienst (art. 21, § 2 WBTW) en business to consumer (B2C) diensten in het land waar de dienstverrichter is gevestigd (art. 21bis, § 1 WBTW). Op deze regels bestaan evenwel afwijkingen.

Afwijkingen bestonden voor elektronische diensten, telecommunicatiediensten en radio - of televisieomroepdiensten geleverd aan niet-belastingplichtigen binnen de Europese Gemeenschap. Vanaf 1 januari 2015 zullen deze diensten echter ook de algemene B2C-regel volgen en geacht worden plaats te vinden in het land waar de afnemer gevestigd is (vgl. art. 58 BTW-richtlijn).

Dit betekent dat de betrokken ondernemingen de btw moeten aanrekenen van het land waarin hun klant gevestigd is en zou tot gevolg hebben dat zij in elke betrokken lidstaat een btw-nummer zouden moeten aanvragen. Om dit evenwel te vermijden is er een facultatief systeem van een mini-one-stop-shop (MOSS) uitgewerkt, waarbij geen afzonderlijke btw-registratie in elke betrokken lidstaat vereist is, maar waarbij de diensten die aan buitenlandse btw onderworpen zijn per kwartaal in een enkele bijzondere btw-aangifte worden aangegeven in het land waar de dienstverrichter gevestigd is. Belastingplichtigen kunnen zich registreren via het portaal Intervat, via de link
http://financien.belgium.be/nl/E-services/Intervat/.

Voor facturering gelden de regels van de lidstaat waar de dienst geacht wordt plaats te vinden.

Voor verdere details verwijzen wij naar art. 5 van de richtlijn 2008/8/EG van de Raad van 12 februari 2008
(Pb. L 12 februari 2008, afl. 44, 11) en de uitvoeringsverordening 845/2012 van de Commissie van 13 september 2012
(Pb. L 14 september 2012, afl. 249, 3), de uitvoeringsverordening 967/2012 van de Raad van 9 oktober 2012 (Pb L 20 oktober 2012, afl. 290, 1) en de uitvoeringsverordening 1042/2013 van de Raad van 7 oktober 2013
(Pb L 26 oktober 2013, afl. 284, 1). De wetswijzigingen zijn te vinden de programmawet van 19 december 2014
(BS 29 december 2014).

3.     Ontslagmotivering in de private sector

In de wet op de arbeidsovereenkomsten van 3 juli 1978 is geen algemene motiveringsplicht bij ontslag voorzien. Artikel 63 van deze wet voorzag evenwel, enkel voor arbeiders, in een bescherming tegen willekeurig ontslag.

Sedert 1 april 2014 is deze regeling echter niet langer van toepassing. Op die datum trad Cao nr. 109 van 12 februari 2014 betreffende de motivering van het ontslag in werking, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van
9 maart 2014 (BS 20 maart 2014). Ingevolge deze cao krijgen werknemers (arbeiders en bedienden) de mogelijkheid om de motivering van hun ontslag te kennen. Dit betekent niet dat een ontslag automatisch moet worden gemotiveerd,
maar enkel indien de werknemer daarom vraagt. Een werkgever die de concrete redenen die tot het ontslag geleid hebben niet meedeelt aan een werknemer die daarom verzoekt, is een burgerlijke boete verschuldigd gelijk aan twee weken loon. Het verzoek tot motivering en de motivering zelf dienen binnen bepaalde termijnen bij aangetekend schrijven te gebeuren.

Daarnaast krijgt de werknemer de mogelijkheid om een kennelijk onredelijk ontslag voor de rechtbank in te roepen.
Een kennelijk onredelijk ontslag is een ontslag van een werknemer die is aangeworven voor onbepaalde tijd, dat gebaseerd is op redenen die geen verband houden met de geschiktheid of het gedrag van de werknemer of die niet berusten op de noodwendigheden inzake de werking van de onderneming, de instelling of de dienst en waartoe nooit beslist zou zijn door een normale en redelijke werkgever.

Dit alles kadert uiteraard in het nieuwe eenheidsstatuut, waarvoor wij verder verwijzen naar onze nieuwsbrief van 12 juli 2013, onze nieuwsbrief van 31 december 2013 en onze nieuwsbrief van 11 juli 2014.

 
Bebotax BV
Steenweg Deinze 124 B
B-9810 Nazareth - Belgiƫ

+32 (0)9 384 93 39
webmaster@bebotax.com
RPR Gent afd. Gent - BTW BE 0438.569.761
Belangrijke informatie
Disclaimer
Laatst gewijzigd : 12/07/2023