Nieuwsbrief Jaargang 27 # 1

Uitgebracht op : 09-04-2013

A.    Voor vennootschappen en verenigingen 

1.     Intresten debet rekening-courant 

Indien een bedrijfsleider aan zijn vennootschap goederen of gelden onttrekt (behalve in geval van de gewone opname van loon of dividenden), wordt er een schuld gecreëerd van de bedrijfsleider aan zijn vennootschap. Deze schulden worden doorgaans geboekt op het debet van de rekening-courant.

De bedrijfsleider is dan intrest verschuldigd aan zijn vennootschap. Voor het aanslagjaar 2013 werd het percentage van deze intresten bepaald op 9,50 % (K.B. 1 maart 2013, B.S. 7 maart 2013). Vorig aanslagjaar bedroeg deze intrest 8,50 %. Indien er geen intrest wordt gerekend, is dit een voordeel alle aard dat op fiches 281.20 moet worden opgenomen,
zoniet riskeert de vennootschap een geheime commissielonenaanslag van 309 %. 

2.     Bedragen vrijwilligersvergoeding 2013 

Organisaties zonder winstoogmerk (o.m. VZW’s) die werken met vrijwilligers kunnen, onder bepaalde voorwaarden,
hun vrijwilligers een forfaitaire onkostenvergoeding geven.

Voor aanslagjaar 2014 (vergoedingen van 2013) bedraagt deze maximale vergoeding € 32,71 per dag (vorig jaar: € 31,44) en € 1.308,38 per jaar (vorig jaar: € 1.257,51).

Zolang per vrijwilliger deze grenzen niet overschreden worden, zijn de vergoedingen niet belastbaar en niet onderworpen aan RSZ. Het spreekt voor zich dat deze forfaitaire onkostenvergoeding in principe niet kan worden gecombineerd met een terugbetaling van werkelijk kosten op basis van kostennota’s. 

3.     Liquidatiebonus 

Zoals u kon lezen in onze vorige nieuwsbrieven onderging de wetgeving m.b.t. de roerende voorheffing op intresten, dividenden en royalty’s gedurende vorig jaar tal van wijzigingen. Uiteindelijk werd met ingang van 1 januari 2013 het standaardtarief van de roerende voorheffing algemeen bepaald op 25 %. De liquidatiebonus (het dividend dat uitgekeerd wordt n.a.v. de ontbinding en vereffening van een vennootschap) ontsnapte tot nog toe aan de verhoging van de roerende voorheffing en werd voorlopig op 10 % behouden.

N.a.v. de meest recente begrotingscontrole werd evenwel door de regering beslist om de belasting op de liquidatieboni vanaf 1 oktober 2014 te verhogen van 10 naar 25 %.

Er zal evenwel worden voorzien in een overgangsregeling waarbij men ook zonder liquidatie nog het verlaagd tarief van
10 % kan genieten. Tot 30 september 2014 kunnen vennootschappen hun eigen vermogen versterken door incorporatie van belaste reserves in het kapitaal. Bij deze incorporatie zal 10 % belasting verschuldigd zijn. Bij een later uitkering van deze reserves zal geen verdere belasting verschuldigd zijn als intussen minstens vijf jaar verstreken is. Bij een vroegere uitkering is alsnog roerende voorheffing verschuldigd: 15 % bij uitkering binnen de twee jaar, 10 % in het derde jaar en 5 % in het vierde jaar. 

4.     Verlaging roerende voorheffing bij inbreng in geld KMO-vennootschap 

N.a.v. de begrotingscontrole zal een verlaagd tarief in de roerende voorheffing worden ingevoerd voor dividenden op bepaalde aandelen. Het moet gaan om inbrengen in geld en de aandelen moeten ononderbroken in bezit worden gehouden.

De roerende voorheffing op dividenden op deze aandelen blijft voor de eerste twee jaren behouden tegen het algemene tarief van 25 %.
Het tarief wordt vanaf het derde jaar verlaagd naar 20 % en vanaf het vierde jaar naar 15 %. Het tarief van 15 % wordt voor de volgende jaren behouden, zelfs indien de vennootschap groter wordt en niet langer als KMO-vennootschap kwalificeert of wanneer ze geliquideerd wordt. 

5.     Nieuwe anti-misbruikbepaling voor de notionele intrestaftrek 

Er staat eveneens een nieuw anti-misbruikbepaling voor de notionele intrestaftrek op stapel. Dividenden van aandelen die als geldbeleggingen werden gehouden, konden tot nog toe zowel van de notionele intrestaftrek als de DBI-aftrek in aanmerking komen.

Vanaf aanslagjaar 2014 zullen aandelen die recht geven op de DBI-aftrek geweerd worden uit de berekeningsgrondslag van de notionele intrestaftrek. 

B.    Voor alle belastingplichtigen 

1.     Wijzigingen inzake registratierechten 

Tijdens de meest recente begrotingsronde heeft de regering besloten om de wetgeving m.b.t. de registratierechten op een aantal vlakken te wijzigen. Zo wordt het algemeen vast registratierecht opgetrokken van € 25,00 naar € 50,00.

Het registratierecht bij de vestiging of overdracht van een recht van opstal of een recht van erfpacht zal worden opgetrokken van 0,2 % naar 2 % (voor VZW’s naar 0,5 %). 

2.     Nieuwe regels voor de BTW-aftrek van bedrijfswagens 

Sinds 1 januari 2011 is de BTW-aftrek van bedrijfswagens en andere activa die gemengd (beroepsmatig en privé) worden gebruikt, beperkt tot het beroepsgebruik. In de praktijk was deze regel echter moeilijk te gebruiken en werd ze dan ook opgeschort.

In haar beslissing E.T. 119.650/3 van 11 december 2012 heeft de BTW-administratie verduidelijkt hoe het beroepsgebruik concreet kan worden vastgesteld. De BTW-plichtige kan hierbij, onder bepaalde voorwaarden, kiezen uit drie verschillende methodes:

      • De eerste methode is gebaseerd op het werkelijke gebruik. Voor bedrijfsauto’s moet de onderneming een rittenadministratie bijhouden van de beroepsmatige afstanden.
      • De tweede methode is een semiforfaitaire methode, waarbij het privégebruik wordt berekend als een percentage over het totale aantal kilometers. Het privégebruik wordt bepaald door het maken van de volgende formule:

werkelijke woon-werkafstand x 200 werkdagen + 6.000 km ander privégebruik

      • Als de BTW-plichtige de eerste twee methodes te omslachtig vindt, kan hij ervoor kiezen de BTW-aftrek forfaitair tot 35 % te beperken. 

C.    Voor natuurlijke personen - eenmanszaken 

1.     Inkomsten uit auteursrechten 

Sedert 1 januari 2008 zijn de inkomsten verkregen uit de cessie of concessie van auteursrechten onderworpen aan een bijzonder fiscaal regime. Tot aan een bepaald plafond worden deze inkomsten automatisch beschouwd als een roerend inkomen en niet als een beroepsinkomen.

Het plafond bedraagt voor het inkomstenjaar 2013 € 56.450,00. Onder deze grens worden de auteursrechten als roerende inkomsten belast tegen een tarief van 15 %. Op het belastbaar bedrag is bovendien een bijzonder kostenforfait van toepassing. Dit kostenforfait bedraagt 50 % op de schijf tot € 15.050,00 en 25 % op de schijf van € 15.051,00 tot
€ 30.110,00. Boven deze grens is er geen forfaitaire aftrek meer.

Vanaf inkomstenjaar 2013 zijn auteursrechten tot de grens van € 56.450,00 onderhevig aan 15 % roerende voorheffing. Boven deze grens zijn de auteursrechten onderhevig aan 25 % roerende voorheffing. Deze roerende voorheffing is vanaf
1 januari 2012 niet langer bevrijdend. De auteursrechten moeten integraal worden aangegeven in de fiscale aangifte.

Als de auteursrechten voortvloeien uit een beroepsmatige activiteit, dan vormt het gedeelte hoger dan € 56.450,00 een beroepsinkomen dat ook als dusdanig moet worden aangegeven. Dit gedeelte is belastbaar tegen het volle tarief van de personenbelasting. 

2.     Voordeel alle aard beschikking over onroerend goed 

Wanneer de werkgever kosteloos een (gedeelte van een) onroerend goed ter beschikking stelt van de werknemer, dan vormt dit een belastbaar voordeel van alle aard. Als dit voordeel door een rechtspersoon ter beschikking wordt gesteld, wordt de waarde van het voordeel forfaitair bepaald. Momenteel wordt het voordeel als volgt berekend:

      • KI < € 745,00: geïndexeerd KI x 100/60 x 1,25
      • KI > € 745,00: geïndexeerd KI x 100/60 x 3,8

Het voordeel voor onroerende goederen met een KI boven de € 745,00 werd vroeger berekend met een coëfficiënt van 2. Het koninklijk besluit van 23 februari 2012 (B.S. 28 februari 2012) heeft de coëfficiënt 2 vervangen door 3,8, waardoor het bedrag van het voordeel vrijwel verdubbelde. 

3.     Generatie overslaan bij erven is voortaan mogelijk 

Kleinkinderen kunnen voortaan rechtstreeks erven van hun grootouders als de kinderen zelf de erfenis verwerpen ten voordele van de kleinkinderen. Deze vrijwillige generatiesprong is mogelijk sedert de wet van 10 december 2012
(B.S. 11 januari 2013). Wanneer een grootouder overlijdt, kunnen de kinderen elk voor zich beslissen om te verzaken aan de erfenis ten voordele van hun eigen kinderen. De regeling ging in op 21 januari 2013.

Voorheen konden kinderen enkel rechtstreeks erven van de grootouders via testament, maar hierbij moest rekening gehouden worden met de wettelijke reserve van de kinderen. Enkel het beschikbare gedeelte kon rechtstreeks aan de kleinkinderen worden overgemaakt.

Door deze generatiesprong wordt een dubbele overgang van de nalatenschap vermeden, waardoor slechts een keer successierechten moeten worden betaald. Hierbij mag wel niet vergeten worden dat artikel 68 van het wetboek van successierechten van kracht blijft. Dit artikel bepaalt dat het bedrag aan successierechten niet lager mag zijn dan het bedrag dat de verwerper normaliter had moeten betalen.

Bovendien moet het steeds gaan om een volledige verzaking ten voordele van de eigen kinderen.
Een gedeeltelijke verzaking is niet mogelijk. 

4.     Successie – en schenkingsrechten bij activa en aandelen van familiale ondernemingen 

Artikel 60bis van het wetboek van successierechten voorzag vroeger in een vrijstelling voor de vererving van aandelen in of vorderingen op een familiale vennootschap en dit onder een aantal voorwaarden. Voor overlijdens vanaf 1 januari 2012 in Vlaanderen werd deze regelgeving echter opgeheven en vervangen door een nieuwe regeling, te vinden in de artikelen 60/1 e.v. van het wetboek van successierechten.

De vrijstelling van successierechten werd afgeschaft en vervangen door verlaagde successierechten van 3 %
(in de rechte lijn, tussen echtgenoten en samenwonenden) en 7 % (in alle andere gevallen) voor de vererving van familiale ondernemingen en aandelen in familiale vennootschappen. De regeling is niet langer van toepassing op vorderingen op familiale vennootschappen. Ook de voorwaarden om van deze gunstregeling te kunnen genieten werden gewijzigd.

De erflater (alleen of samen met zijn familie) moet in principe over ten minste 50 % van de aandelen van de vennootschap beschikken. Bij vennootschappen met verschillende familietakken moet de erflater minstens 30 % van de aandelen in volle eigendom hebben, waarbij de aandeelhoudersfamilie gezamenlijk over 70 % van de aandelen moet beschikken als er twee zijn en over 90 % als er drie zijn. Managementvennootschappen en vennootschappen zonder reële economische activiteit vallen uit de boot. Voor holdingvennootschappen zijn er bijzondere regels.

De activiteit van de familiale onderneming of vennootschap moet gedurende drie jaar na de overdracht worden verdergezet en het kapitaal van de vennootschap mag gedurende drie jaar na het overlijden niet dalen ten gevolge van uitkeringen of terugbetalingen.

De nieuwe regeling is ook onder gelijkaardige voorwaarden van toepassing op de schenkingsrechten, overeenkomstig artikel 140bis e.v. van het wetboek van registratierechten, waarbij deze bestanddelen kunnen genieten van een vrijstelling. 

 
Bebotax BV
Steenweg Deinze 124 B
B-9810 Nazareth - Belgiƫ

+32 (0)9 384 93 39
webmaster@bebotax.com
RPR Gent afd. Gent - BTW BE 0438.569.761
Belangrijke informatie
Disclaimer
Laatst gewijzigd : 12/07/2023