Nieuwsbrief jaargang 19 # 3

Uitgebracht op : 20-12-2005

A.  Voor alle belastingplichtigen

 

1.   Pensioensparen – maximumbedrag verhoogd

Iedere Belg tussen 18 en 64 jaar die een belastbaar inkomen heeft, kan pensioensparen. Het pensioensparen is voor aanslagjaar 2006 (inkomsten behaald in 2005) beperkt tot € 620,00 per persoon per jaar. 30% tot 40 % van deze premie kan u in mindering brengen van uw uiteindelijke personenbelasting. Het Koninklijk Besluit van 10 november 2005 (B.S. 18 november 2005) heeft het maximumbedrag voor aanslagjaar 2006 op € 780,00 gebracht. Dit houdt in dat de belastingvermindering kan oplopen tot maximaal € 312,00 per jaar.

2.   Maxi-statuut meewerkende echtgenoot

Sedert 2003 is elke meewerkende echtgeno(o)t(e) of wettelijk samenwonende partner van een zelfstandige verplicht om zich aan te sluiten in het zogenaamde ministatuut met beperkte sociale zekerheid (verzekering tegen arbeidsongeschiktheid en moederschapsvergoeding, maar zonder pensioenrechten). Sedert 2003 kon ook reeds vrijwillig aangesloten worden bij het maxi-statuut met dezelfde sociale rechten als een zelfstandige in hoofdberoep (dus met pensioenrechten).

Sinds 1 juli 2005 is het maxi-statuut verplicht voor alle meewerkende echtgenoten geboren vanaf 1 januari 1956. De verplicht onderworpen echtgenoten hoeven echter niks te doen. De omschakeling gebeurt automatisch door het sociaal verzekeringsfonds.

Wie toetreedt tot het maxi-statuut kan een eigen vrij aanvullend pensioen (VAPZ) afsluiten. De maximale premie die in het kader van het VAPZ kan worden betaald bedraagt 8,17 % van het bruto-jaarinkomen met een absoluut maximum van € 621,80 per kwartaal. Deze gestorte premies zijn integraal fiscaal aftrekbaar als beroepskosten. Voor de echtgenoten die pas sinds 1 juli 2005 zijn aangesloten bij het maxi-statuut zullen uiteraard slechts de premies voor het derde en vierde kwartaal 2005 in aanmerking komen voor fiscale aftrekbaarheid.

3.   Decumul voorafbetalingen natuurlijke personen - zelfstandigen

In beginsel wordt de belasting betreffende de beroepsinkomsten van zelfstandigen met een bepaald percentage vermeerderd. Deze vermeerdering kan men vermijden door deze belasting op welbepaalde tijdstippen vooraf te betalen.

Zoals bekend is met ingang van aanslagjaar 2005 (inkomsten behaald in 2004) de volledige decumul van toepassing voor de inkomsten van gehuwden en wettelijk samenwonenden. Wanneer dan een aanslag wordt gevestigd op naam van beide echtgenoten wordt de vermeerdering wegens onvoldoende voorafbetalingen bij elke echtgenoot afzonderlijk berekend op grond van zijn eigen inkomsten en rekening houdend met de op zijn eigen naam gedane voorafbetalingen. Dit houdt in dat een eventueel overschot van de ene echtgenoot niet wordt aangerekend op een eventueel tekort van de andere echtgenoot. Dit geldt inzonderheid voor de meewerkende echtgenoten die zich in 2005 bij het maxi-statuut hebben aangesloten of zullen aansluiten.

4.   Decumul roerende voorheffing

De intresten op een spaarrekening zijn vrijgesteld van roerende voorheffing tot een bedrag van € 1.550,00 per belastingplichtige. Indien de intrest meer dan € 1.550,00 bedraagt, dan wordt 15 % roerende voorheffing ingehouden op het gedeelte dat € 1.550,00 overschrijdt. Ondanks de thans volledige decumul van de inkomsten van gehuwden en wettelijk samenwonenden, werd op een gezamenlijke rekening van gehuwden toch roerende voorheffing ingehouden op de intresten boven de € 1.550,00. Recentelijk heeft de banksector echter een akkoord bereikt met de Minister van Financiën om deze decumul door te trekken naar de roerende voorheffing op spaarrekeningen. Voortaan zal voor gemeenschappelijke spaarrekeningen pas roerende voorheffing worden ingehouden vanaf € 3.100,00 intresten. Voor individuele spaarrekeningen blijft uiteraard de vrijstelling van € 1.550,00 van toepassing.

5.   Decumul dienstencheques

 

Met het stelsel van de dienstencheques kan u huishoudelijke en gezinshulp betalen op een fiscaal voordelige manier. Deze cheques kan u aanvragen bij de erkende dienstencheque-instellingen en kosten 6,70 € per cheque. Per gepresteerd uur moet u een cheque betalen. Op het totale bedrag van de uitgegeven cheques wordt dan een belastingvermindering toegekend van 30 % 40 % met een plafond van € 2.250,00 voor aanslagjaar 2006 (inkomsten behaald in 2005). In het verleden werd dit plafond per gezin beschouwd. Met de volledige decumul van de inkomsten van gehuwden en wettelijk samenwonenden, kunnen de beide echtgenoten nu elk van het plafond van € 2.250,00 genieten.

 

B.  Voor vennootschappen en verenigingen

 

1.   Notionele intrestaftrek of investeringsreserve?

Zoals bekend werd met ingang van aanslagjaar 2007 (boekjaren afgesloten op 31/12/2006 of voor 31/12/2007) een fictieve intrestaftrek ingevoerd voor risicokapitaal. We herhalen nog even de algemene principes. Vennootschappen kunnen met ingang van aanslagjaar 2007 jaarlijks een bepaald percentage aan fictieve intresten, berekend met inachtneming van de maandelijkse referte-indexen voor 10-jarige OLO’s en met als maximum 6,5 %, van haar belastbare winst aftrekken. Deze fictieve intrest wordt in beginsel berekend op het eigen vermogen van de vennootschap zoals die blijkt uit de balans. Als compenserende maatregelen is wel het belastingkrediet bij kapitaalverhoging afgeschaft en het voordeel van de investeringsreserve beperkt tot de vennootschappen die genieten van het verlaagd tarief van de vennootschapsbelasting.

Dit betekent dat vennootschappen zullen moeten onderzoeken welk regime hen het meeste voordelen biedt. Voor vennootschappen die niet onderworpen zijn aan het verlaagd tarief stelt dit probleem zich eigenlijk niet. Aangezien deze sowieso van de investeringsreserve zijn uitgesloten, zullen zij enkel het voordeel van de notionele intrestaftrek kunnen genieten.

Voor de andere vennootschappen lijken voorlopige simulaties te suggereren dat in het merendeel van de gevallen deze vennootschappen meer gebaat zullen zijn met het voordeel van de investeringsreserve dan met de notionele intrestaftrek.

De bedrijfsleiding dient er zich wel van bewust te zijn dat er bij de optie investeringsreserve, in de twee volgende boekjaren geen keuze voor notionele intrest meer kan worden gemaakt.   

2.   Registratierechten op inbreng in vennootschap

In samenhang met de invoering van een fiscale aftrek voor risicokapitaal zet de Wet van 22 juni 2005 (B.S. 30 juni 2005) met ingang van 1 januari 2006 het tarief van de registratierechten op inbrengen in vennootschap (voorheen 0,5 %) op 0. Op deze manier wil de overheid inbreng van kapitaal in vennootschappen aanmoedigen. Deze opnulzetting geldt evenwel niet voor inbrengen door natuurlijke personen van onroerende goederen die tot bewoning zijn bestemd. Deze inbrengen blijven onderworpen aan het verkooprecht (voor Vlaams gewest 10 %, voor het Waals en Brussels Hoofdstedelijk gewest 12,5 %).

3.   Investeringsaftrek

Samenhangend met de invoering van de notionele intrestaftrek wordt als compenserende maatregel met ingang van het aanslagjaar 2007 (boekjaren afgesloten op 31/12/2006 of in 2007 voor 31/12) de gewone en gespreide investeringsaftrek voor KMO-vennootschappen op nul gezet. Vennootschappen die dus nieuwe investeringen plannen, doen er goed aan om deze investeringen nog voor 31 december 2006 te doen. De voorheen reeds verworven investeringsaftrek kan wel nog naar volgende jaren worden overgedragen.

4.   Aanpassing van de statuten aan het Wetboek van Vennootschappen – laatste oproep

                                                                                        

Overeenkomstig de Wet van 9 maart 2004 (B.S. 19 maart 2004) kregen de vennootschappen uitstel tot uiterlijk 1 oktober 2005 om hun statuten aan te passen aan het nieuwe Wetboek van Vennootschappen. Vennootschappen wiens statuten vooralsnog niet zijn aangepast wordt aangeraden dit zo snel mogelijk te doen. Bij gebreke van aanpassing kan immers elke belanghebbende de ontbinding van de vennootschap vragen aan de rechtbank.

5.   VZW: nieuwe boekhoudregelen

Met ingang van 1 januari 2006 wordt de nieuwe boekhoudwetgeving van toepassing op de reeds bestaande VZWs. Deze regelgeving maakt een onderscheid tussen kleine, grote en heel grote VZWs.

Het onderscheid wordt als volgt gemaakt:

- kleine VZWs: alle VZWs die niet voldoen aan de criteria voor grote en heel grote VZWs

- grote VZWs: alle VZWs die aan twee van de volgende drie criteria voldoen: gemiddeld 5

 voltijdse werknemers, omzet van € 250.000,00, balanstotaal van € 1.000.000,00

- heel grote VZWs: alle VZWs die, ofwel gemiddeld 100 voltijdse werknemers tewerkstellen, ofwel aan twee van de volgende drie criteria voldoen: gemiddeld 50 voltijdse werknemers, omzet van € 6.250.000,00, balanstotaal van € 3.125.000,00.

De grote en heel grote VZWs dienen vanaf 1 januari 2005 een volledige, dubbele boekhouding te voeren, in overeenstemming met de wetgeving op de jaarrekeningen van de onderneming.

De kleine VZWs moeten vanaf die datum een vereenvoudigde boekhouding voeren. Concreet betekent dit dat zij een ongesplitst dagboek zullen moeten bijhouden met de mutaties in contant geld en op de bankrekeningen. Elk jaar dient ook een staat van ontvangsten en uitgaven te worden opgemaakt, alsmede een inventaris van de bezittingen, vorderingen, schulden en verplichtingen van welke aard ook. Tenslotte dient er eveneens een toelichting gemaakt te worden met vermelding van de samenvatting van de waarderingsregels, aanpassing van de waarderingsregels, bijkomende inlichtingen, genormaliseerd schema van de staat van het vermogen en belangrijke rechten en verplichtingen die niet in cijfers kunnen worden weergegeven. Elk jaar en ten laatste binnen de zes maanden na de afsluiting van het boekjaar, legt de raad van bestuur de staat van ontvangsten en uitgaven, de toelichting en de begroting van het volgend boekjaar, ter goedkeuring voor aan de algemene vergadering. Binnen de dertig dagen na de goedkeuring worden deze documenten neergelegd ter griffie van de Rechtbank van Koophandel.

6.   Art 117 va het KB ter uitvoering van het Wetboek van Inkomstenbelastingen 1992

 

Na omzetting van een Europese richtlijn kan een vrijstelling van bronheffing worden ingeroepen voor deelnemingen van volgende grootte-orde.

25 % ; dit voor dividenden die zijn toegekend of betaalbaar gesteld vóór 1 januari 2005;

20 % ; dit voor dividenden die zijn toegekend of betaalbaar gesteld vanaf 1 januari 2005;

15 % ; dit voor dividenden die zijn toegekend of betaalbaar gesteld vanaf 1 januari 2007;

10 % ; dit voor dividenden die zijn toegekend of betaalbaar gesteld vanaf 1 januari 2009.

7.   BTW Administratie wijzigt standpunt inzake BTW vrijstelling tussen rechtspersonen en natuurlijke personen voor uitvoerende artiesten    

 

Naar aanleiding van een antwoord van de minister op een parlementaire vraag betreffende fiscale billijkheid van het onderscheid tussen rechtspersonen en natuurlijke personen inzake BTW – vrijstelling voor uitvoerende artiesten heeft de administratie haar standpunt gewijzigd. De BTW – vrijstelling zal gezien de late publicatie van het antwoord van kracht worden op 01 januari 2006. De administratie heeft daartoe in haar beslissing E.T. 108.828 van 30 september 2005 haar standpunt van aanschrijving 13 / 1997 ingetrokken.

De redactieploeg wenst de lezer een goede gezondheid en succes bij al zijn projecten in 2006

 

 
Bebotax BV
Steenweg Deinze 124 B
B-9810 Nazareth - België

+32 (0)9 384 93 39
webmaster@bebotax.com
RPR Gent afd. Gent - BTW BE 0438.569.761
Belangrijke informatie
Disclaimer
Laatst gewijzigd : 12/07/2023