Op 6 mei 2014 publiceerde de btw-administratie de beslissing nr. 126.109. In deze beslissing deelde ze mee dat het Parlement op 24 april 2014 de afschaffing van de btw over extracommunautaire reizen heeft goedgekeurd. In afwachting van de publicatie in het Belgisch Staatsblad werd de regeling volgens dezelfde beslissing reeds toegepast vanaf 1 mei 2014.

Intussen werd door de wet van 15 mei 2014 (B.S. 19 mei 2014) een nieuwe paragraaf 2bis in artikel 41 van het BTW-wetboek ingevoegd. Dit artikel voorziet met ingang van 1 mei 2014 in  een vrijstelling van btw voor diensten verricht door een reisbureau indien het reisbureau voor de totstandkoming van de reis een beroep doet op andere belastingplichtigen, wier handelingen buiten de Europese Gemeenschap worden verricht. Indien die handelingen zowel binnen als buiten de Gemeenschap worden verricht, geldt de vrijstelling enkel voor het gedeelte van de dienst dat betrekking heeft op de handelingen die buiten de Gemeenschap worden verricht. 

De wet voorziet eveneens toepassing vanaf 1 mei 2014.

Met betrekking tot de opeisbaarheid van de btw bevestigt btw-beslissing nr. 126.123 van 19 mei 2014 dat, bij ontvangst van de volledige betaling voor 1 mei 2014, de btw opeisbaar is geworden op het moment van de betaling en de vrijstelling dus niet van toepassing is, ook al vindt de reis pas na 1 mei 2014 plaats. De btw is tevens opeisbaar in een business-to-business relatie, wanneer de reis voor 1 mei 2014 werd beëindigd, maar nog geen volledige betaling werd ontvangen.

Volgens dezelfde beslissing zijn voorschotten voor extracommunautaire reizen niet aan te merken als een gedeeltelijke betaling die de btw opeisbaar maakt. Indien het saldo evenwel voor 1 mei 2014 betaald wordt, is de btw verschuldigd over de volledige maatstaf van heffing.